I
J
MMiüMilIBi
ÜMWafetÉBiaM
XJ A152
lbb9-90
I
I
)
iA ' .,
i^A^UtJ^i^lA. '^-inr-iJT^
^^^
JAARBOEK
VAÜ DK
K O N [ N K L IJ Iv E A K A D E M 1 E
VAN
WE TENSC HAPPEN
GEVESTIGD
T£
A M S T E E D A M
VOOll
1889.
AMSTERDAM, JOHANNES MÜLLEK.
€^^
%
JAARBOEK
VAN DE
KO'NTNKLIJKB AKADBMIB
TAN
WETENSCHAPPEN
GEVESTIGD
TS
AMSTERDAM,
VOOR
CM
I
1889.
IJBRARY
NCW YORK
BOTANlCAl,
(lARDEN ^
-o<^?=ö'?5::&5't?^r^^-2^:5r5^5:^
AMSTERDAM, JOHANNES MULLER.
kui
INHOUD.
\
Bladg.
Staat van de koninklijke akademie van -wetenschappen
OP DEN 27stGn APRIL DES JAARS 1889 III .
Alfabetische lust der gewone- en buitenlandsche leden, correspondenten en correspondeerende leden van de koninklijke akademie van wetenschappen, sedert hare oprichting in 1851 x.
Lijst der binnen- en buitenlandsche akademiën, geleerde genootschappen en instellingen, waarmede de konink- lijke akademie van wetenschappen door ruiling van uitgegeven werken in verbinding is xxiv.
Reglement voor de koninklijke akademie van weten- schappen XXXIX.
Reglement vau Orde voor de Afdeeliug Wis- en Natuur- kmidige Wetenschappen ' XLVI.
Reglement van Orde voor de Afdeeling Taal-, Letter-, Geschied- kundige en Wijsgeerige Wetenschappen LIV.
Brief van het Bestuur der Koninklijke Akademie van Weten- schappen aan de Leden dierzelfde Akademie LXVII.
Vrijdom van Briefport LXVIII.
Programma certaminis poetici ab Academia Regia Discipli- narum Nederlandica ex legato Hoeufftiano in annum MDCCCLXXXLX indicti LXIX.
Proces- VERBAAL van de vereenigde vergadering der beide
APDEELINGEN VAN DE KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETEN- SCHAPPEN LXXI.
Inleiding LXXIII.
Bladï.
Proces- Verbaal van de Vereenigde Vergadering der beide Afdeelingen van de Koninklijke Akademie van "Wetenschap- pen, gehouden den 27sten April 1889 LXXV,
Verslag van den staat en de werkzaamheden der Akademie aan Z. M. den Koning LXXVI.
Rekening en Verantwoording van het door den Algemeenen
Secretaris over het jaar 1888 — 1889 gehouden beheer . . XC.
Rekening en Verantwoording van het door den Algemeenen Secretaris over het jaar 1888 — 1889 gehouden beheer van het legaat Hoeufft XCVII,
Rekening en Verantwoording van het door den Algemeenen Secretaris over het jaar 1888 — 1889 gehouden beheer van het Leeuwenhoek-Fonds, het Buitenzorg-Fonds en het Buys Ballot-Eonds XCVHI.
Memorie van Toelichting bij de Rekening en Verantwoording
van den Algemeenen Secretaris XCIX.
Verslag over het gehouden beheer Cl,
Begrooting van Inkomsten en Uitgaven, loopende van 1" April
1889 tot uit". Maart 1890 CIII.
Verslag aangaande de Boekerij en het Munt- en Penning- kabinet CIV.
Voorstel om de leden der Akademie, welke zich in het bui- tenland gaan vestigen, den titel te verleenen van Corres- pondeerend Lid CV.
Stemming over een Algemeenen Secretaris CVII.
Overgang van den voorrang der Afdeelingen op de Afdeeüng
voor de Wis- en Natuurkunde CVU,
C. VosMAEK, herdacht door A. Pierson 1,
Levensbericht van Mr. S. Vissering, door J. T. Buys ... 26.
I
j
NAAMLIJST
DER
GEWONE EN CORKESPONDEERENDE LEDEN, CORRESPONDENTEN
EN
BUITENLANDSCHE LEDEN
KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN.
Jaarboek. 1889.
A
STAAT
VAN DE
KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN
OP DEN 27=^tc" A P U I I, D E S J A A II S 1889.
BESTUUR DER AKADEMIE
gedurende het Akademiejiiar van 27 April 1889 tot 26 April 1890.
ALGE.MEENE VOORZITTER
H. G. VAN DE SANDE BAKHüYZEX.
ALGEMEENE SECRETARIS
C. A. J. A. OUDEMANS.
Afdeeling voor de Wis- en Natuurkundige Wetenschappen.
VOORZITTER
H. G. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.
ONDERVOORZITTER
J. D. VAN DEil W^AALS.
SECRETARIS
C. A. J. A. OUDEMANS.
Afdeeling voor de Taal-, Letter-, Geschiedkundige en \ Vijsgeerige Wetenschappen .
VOORZITTER
A. KUENEN.
ONDER- VOORZITTER
S. A. NABER.
SECRETARIS
J. C. G. BOOT.
A*
XJ A152
1089-90
^^^w?^*>^
JAAEBOEK
VAN DE
KONCNKLIJKE AKADEMIE
VAN
WETENSCHAPPEN
GEVESTIGD
TE
AMSTERDAM
VOOR
• 1889.
AMSTERDAM, JOHANNES MULLER.
r.^(
mmmmmmmm
tmmmmmmmmmtmmfm
ftf*y«y^t-^^MM
4
JAARBOEK
VAN DB
KOÏTINKLIJKE AKADEMIE
2?
CM
VAN
WETENSCHAPPEN
GEVESTIGD
T£
AMSTEEDAM,
1889.
OBRARY
NCW YORK
BOTANICAl,
GARDEN ^
CD
AMSTERDAM, JOHANNES MULLER.
JAARBOEK
VAN DE
KONINKLIJKE AKADEMIE
VAN
WETENSCHAPPEN
GEVESTIGD
T£
AMSTEEDAM,
VOOR
1889.
LIBRARY NGW YORK BOTANICAL,
GARDEN '
2?
CVI
f
CD AMSTEEDAM,
"**^ JOHANNES MULLER.
INHOUD.
Bladi
Staat van de koninklijke akademie van wetenschappen
OP DEN 27sten april des jaars 1889 III.
AlFAEETISCHE lijst der GEWONE- EN BTJITENLANDSCHE LEDEN,
correspondenten en correspondeerende leden van de koninklijke akademie van wetenschappen, sedert hare oprichting in 1851 x.
Lijst der binnen- en buitenlandsche akademiën, geleerde genootschappen en instellingen, waarmede de konink- lijke akademie van wetenschappen door ruiling van uitgegeven werken in verbinding is xxiv.
Reglement voor de koninklijke akademie van weten- schappen XXXIX.
Reglement van Orde voor de Afdeeling Wis- en Natuur- kundige Wetenschappen ' XLVI.
Reglement van Orde voor de Afdeeling Taal-, Letter-, Geschied- kundige en Wijsgeerige Wetenschappen LIY.
Brief van het Bestuur der Koninklijke Akademie van Weten- schappen aan de Leden dierzelfde Akademie LXVII.
Vrijdom van Briefport LXVIII.
Programma certaminis poetici ab Academia Regia Discipli- narum Nederlandica ex legato Hoeufftiano in annum MDCCCLXXXIX indicti LXIX.
Proces- VERBAAL van de vereenigde vergadering der beide
AEDEELINGEN VAN DE KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETEN- SCHAPPEN LXXI.
Inleiding LXXIII.
Bladz. Proces- Verbaal van de Vereenigde Vergadering der beide Afdeelingen van de Koninklijke Akademie van Wetenschap- pen, gehouden den 27sten April 1889 LXXV,
Verslag van den staat en de werkzaamheden der Akademie
aan Z. M. den Koning LXXVI.
Rekening en Verantwoording van het door den Algemeenen
Secretaris over het jaar 1888 — 1889 gehouden beheer . . XC.
Rekening en Verantwoording van het door den Algemeenen Secretaris over het jaar 1888 — 1889 gehouden beheer van
het legaat Hoeupft XCVJI,
Rekening en Verantwoording van het door den Algemeenen Secretaris over het jaar 1888 — 1889 gehouden beheer van het Leeuwenhoek-Fonds, het Buitenzorg-Fonds en het Buys
Ballot-Fonds XCVm.
Memorie van Toelichting bij de Rekening en Verantwoording
van den Algemeenen Secretaris XCIX.
Verslag over het gehouden beheer Cl.
Begrooting van Inkomsten en Uitgaven, loopende van 1° April
1889 tot uit". Maart 1890 CIH.
Verslag aangaande de Boekerij en het Munt- en Penning- kabinet CIV.
Voorstel om de leden der Akademie, welke zich in het bui- tenland gaan vestigen, den titel te verleenen van Corres-
pondeerend Lid CV.
Stemming over een Algemeenen Secretaris CVEE,
Overgang van den voorrang der Afdeelingen op de Afdeeling
voor de Wis- en Natuurkunde CVII,
C. VosMAEE, herdacht door A. Pierson 1,
Levensbericht van Mr. S. Vissering, door J. T. Buys ... 26.
NAAMLIJST
DER
GEWONE EN CORRESPONDEERENDE LEDEN, CORRESPONDENTEN
EN
BUITENLANDSCHE LEDEN
VAN DE
KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN.
Jaarboek 1889.
STAAT
VAN DE
KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN
OP DEN 27^ten AP UIL DES JA ARS 1889.
BESTUUR DER AKADEMIE
gedurende het Akademiejaar van 27 April 1889 tot
26 April 1890.
ALGEJIEENE VOORZITTER
H. G. VAN DE SANDE BAKHÜYZE.Y.
ALGEMEENE SECRETARIS
C. A, J. A. OUDEMANS.
Afdeeling voor de Wis- en Natuurkundige Wetenschappen.
VOORZITTER
H. G. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.
ONDERVOORZITTER
J. D. VAN DER WAALS.
SECRETARIS
C. A. J. A. OUDEMANS.
Afdeeling voor de Taal-, Letter-, GescJiiedkundige en Wijsgeerige Wetenschappen.
VOORZITTER
A. KUENEN.
ONDER- VOORZITTER
S. A. NABER.
SECRETARIS
J. C. G. BOOT.
A*
IV
Af deeling voor de Wis- en Natuurkundige Wetenschappen.
Gewone Leden.
j. A. c. OUDEMANS, te Utrecht.
D. BiERENS DE HAAN, te Leiden»
c. A. J. A. OUDEMANS, te Amsterdam,
p. M. BRUTEL DE LA rivière, te Bennekom.
j. BOSSCHA, te Haarlem.
N. w. p. RAUWENHOFF, te Utrecht.
G. VAN DiESEN, te 's Gravenhage.
w. KOSTER, te Hilversum.
G. F. w. BAEHR, te 's Gravenhage.
W. F. R. SURINGAR, te Leidcii.
A. C. OUDEMANS JR., te Delft.
c. H. c. GRiNwis, te Utrecht.
TH. w. EN6ELMANN, te Utrecht.
j. ZEEMAN, te Amsterdam.
H. G. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, te Leiden.
j. M. VAN BEMMELEN, te Leiden.
c. K. HOFFMANN, te Leiden.
T. ZAAIJER, te Leiden.
T. PLACE, te Amsterdam.
TH. H. MAC GiLLAVRY, te Leiden.
j. w. GUNNING, te Amsterdam.
F. j. VAN DEN BERG, te Rotterdam.
J. D. VAN DER WAALS, te Amsterdam.
ED. MULDER, te Utrecht.
H. c. DiBBiTS, te Utrecht.
TH. H. BEHRENS, te Delft.
H. DE VRIES, te Amsterdam.
A. p N. FRANCHiMONT, te Leiden. N. T. MiCHAËLis, te 's Gravenhage.
M. TREUB, tijdelijk te Buitenzorg op Java.
B. J. STOKVIS, te Amsterdam.
CH. M. scHOLs, te Delft.
D. j. KORTEWEG, te Amsterdam.
H. A. LORENTZ, te Leiden.
A. D. VAN RIEMSDIJK, te Utrecht.
H. KAMERLiNGH ONNES, te Leiden.
A. A. w. HUBRECHT, te Utrecht.
p. p. c. HOEK, te Leiden.
M. W. BEIJERINCK, te Delft.
K. MARTIN, te Leiden.
J. H. VAN 't hoff, te Amsterdam.
c. A, PEKELHARING, te Utrecht.
p. H. schoute, te Groningen.
j. forster, te Amsterdam,
M. WEBER, te Amsterdam,
w. A. VAN DORP, te Amsterdam.
j. c. kapteyn, te Groningen.
S. HOOGEWERFF, te Delft,
j. w. MOLL, te Utrecht.
Rustende Leden.
p. L. RIJKE, te Leiden,
A. w. M. van HASSELT, te 's Gravcnhagc.
M. c. VERLOREN, op Schothorst bij Amersfoort.
c. H. D. BUYs BALLOT, te Utrecht.
Oorrespondeerende Leden.
E. SELENKA, te Erlangen.
T. J. STIELTJES jR., te Toulouse,
M. FÜRBRINGER, te Jcna.
VI
Correspondenten.
11. D. M. VERBEEK, te Buitenzorg oj) Java.
c. PH. SLUITER, te Batavia.
w. BURCK, te Buitenzorg op Java.
j. p. VAN DER STOK, te Batavia.
R. FENNEMA, te Buitenzorg op Java.
A. G. VORDERMAN, te Batavia.
Buitenlandsche Leden.
R. owEN, te Londen.
p. J. VAN BENEDEN, te Leuven.
G. B. AiRY, te Greenwich.
H. HELMHOLTZ, te Berlijn.
A. w. HOFMANN, te Berlijn.
R. viRCHOW, te Berlijn.
w. WEBER, te Göttingen.
wiLLiAM THOMSON, te Glasgow.
OTTO STRUVE, te St. Petersburg.
A. DE CANDOLLE, te Genèvc.
M. BERTHELOT, te Parijs.
L. CREMONA, te Rome.
E. DU BOis REYMOND, te Berlijn.
L. PASTEUR, te Parijs.
H. GYLDEN, te StoMolm.
j. D. HOOKER, te Londen.
j. VON SACHS, te Würzhurg.
c. GEGENBAUR, te Heidelhevg.
A. KEKULE, te Bonn.
VII
Af deeling voor de Taal-, Letter-, Geschiedkundige en Wijsgeerige Wetenschapppu.
Gewone Leden.
M. DE VRIES, te Leiden.
c. w. opzooMER, te Utrecht.
R. j. FRuiN, te Leiden.
A. KUENEN, te Leiden,
j. KAPPEYNE VAN DE COPPELLO, te 's Gravenhage.
3. p. six, te Amsterdam.
s. A. NABER, te Amsterdam.
c. M. FRANCKEN, te Utrecht,
s. HOEKSTRA BZN., te Amsterdam.
H. KERN, te Leiden.
j. T. BUYS, te Leiden.
R. T. H. p. L. A. VAN BONEVAL FAURE, te Leiden.
B. H. c. K. VAN DER wiJCK, te Groningen. M. j. DE GOEJE, te Loeiden.
H. VAN HERWERDEN, te Ütrecllt.
j. p. N. LAND, te Ijeiden.
p. DE JONG, te Utrecht.
j. G. R. ACQUOY, te Leiden.
p, J. cosijN, te Leiden.
H. p. G. QUACK, te Amsterdam.
A. A. DE PINTO, te 's Gravenhagc.
T. M. c. ASSER, te Amsterdam.
j. HABETS, te Maastricht.
w. PLEiJTE, te Loeiden,
M. s. POLS, te Utrecht.
c. BELLAAR SPRUYT, tc Amsterdam,
c. p. TiELE, te Leiden.
j. A. wijNNE, te Utrecht.
W. H. VAN DE SANDE BAKHUYZEN, te Utrecht,
j. VERDAM, te Amsterdam. N. G. PIERSON, te Amsterdam. j. DE LOUTER, te Utrccht.
vni
H. E. MOLTZER, te Utrecht.
B. SYMONS, te Groningen.
A. D. LOMAN, te Amsterdam.
j. j. CORNELISSEN, te Leiden.
s. MULLER FZN., te Utrecht.
s. j. FOCKEMA ANDREAE, te Leiden.
A. PiERSON, te Amsterdam.
p. D. CHANTEPiE DE LA SAUSSAYE, te Amsterdam.
c. SNOUCK HURGRONJE, te Leiden.
G. scHLEGEL, te Leiden.
L. DE HARTOG, te Amsterdam.
TH. H. F. VAN RIEMSDIJK, te 's Gruvenhage.
p. L. MULLER, te Ljeiden.
j. s. SPEIJER, te Groningen.
H. J. HAMAKER, te Utrecht.
Rustende Leden.
L. A. J. w. SLOET, te Arnhem.
c. LEEikiANS, te Leiden.
w. j. KNOOP, te 's Gravenhage.
j. DiRKS, te Leeuwarden.
j. c. G. BOOT, te Amsterdain.
w. G. BRiLL, te Utrecht.
TH. BORRET, te Bergen.
N. BEETS, te Utrecht.
p. j. VETH, te Arnhem.
j. DE WAL, te Arnhem.
B. J. LiNTELO DE GEER, te Utrecht.
D. HARTiNG, te Enkhuizen.
B. F. MATTHES, te 's Gravenhage.
G. DE VRIES AZN., te 's Gravenhage.
J. G. DE HOOP SCHEFFER, te Amsterdam.
M. F. A. G. CAMPBELL, te 's Gravenhage.
IX
Correspondenten, j. A. VAN DER CHIJS, te Batavia.
H. NEUBRONNEE, VAN DER TUUK, Op Bali.
K. F. HOLLE, te Garoet {Preanger Regentsch.).
A. w. p. VERKERK PiSTORius, te Buitenzorg.
w. p. GROENEVELDT, te Batavia.
j. w. IJZERMAN, te Padang.
j. L. A. BRANDES, te Batavia.
j. j. M. DE GROOT, tijdelijk te Amoy.
j. GRONEMAN, te Djokjokarta.
s. w. TROMP, te Sintang op Borneo.
Buitenlandsche Leden.
A. R. rangabÉ, te Athene. TH. MOMMSEN, te Berlijn. H. c. RAWLINSON, te Londen. V. DURUY, te Parijs.
A. RÉviLLE, te Parijs.
R. voN JHERING, te Göttingeu. MAX MULLER, te Oxford. G. B. DE Rossi, te Rome. T. NÖLDEKE, te Straatsburg.
D. CARUTTi, te Rome.
B. wiNDSCHEiD, te Leipzig .
p. iMHOOF BLUMER, te Wiïiterthir.
p. WILLEMS, te Leuven.
JOH. FRANCK, te Bomi.
A. NAUCK, te St. Petersburg.
OH. SCHEPER, te Parijs.
R. HiLDEBRAND, te Leipzig,
E. s. BUGGE, te Christiania.
ALFABETISCHE LIJST
DER
GEWONE EN COKRESPONDEERENDE LEDEN, CORRESPONDENTEN
EN
BUITENLANDSCHE LEDEN
VAN DE
KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN, SEDERT HARE OPRICHTING IN 1851.
De letter L, beteekent gewoon Lid.
De letter C. beteekent Con-espondent.
De letters B. L. beteekenen Buitenlandsch Lid.
De letters C. L. beteekenen Correspondeerend Lid.
De letters R. L. beteekenen Rustend Lid.
De letters a. N. beteekenen Afdeeling Natuurkunde.
De letters a. L. beteekenen Afdeeling Letterkunde.
Ackersdijk, (J.) te UtrecJit, L. a.
L. 23 Pebr. 1S55. R. L. 1861.
Overl. 13 Juli 1861. Acquoy, (J. G. R.) te Leiden, L. a.
L. 19 April 1877. Airy, (G. B.) te GreenwicJi, B. L.
a. N. 4 Mei 1859. Arago, (D. F. J.) te Parijs, B. L.
a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 2
Oct. 1853. Assen, (C. J. van) te Leiden, L. a.
L. 23 Pebr. 1855. R. L. 25 Aug.
1858. Overl. 13 Sept. 1859. Asser, (T. M. C.) te Aimtei'dam,
L. a. L. 21 Mei 1880.
B.
Baehr, (G. F. W.) te '* Gravenhage, | Baer, (K. E. von) te Dorpat, B. L. a.N. L. a. N. 5 Mei 1867. I 4 Mei 1875. Overl. 28 Nov. 1876.
XI
Bake, (J.) te Leiden, L. a. L. 23 ]
Febr. 1855. E. L. 1 Sept. 1857.
Overl. 26 Maart 186-i. Bakhuyzen, (H. G. van de Sande)
te Leiden., L. a. N. 11 Mei 1872. Bakliiiyzen, (W. H, van de Sande)
te UtrecJit, L. a. L. 27 April
1883. Baumhauer, (E. H. vou) te Haar- lem, L. a. N. L Mei 1858. Overl.
18 Jan. 1885. Becquerel, (A. C) te Parijs, B. L.
a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 19
Jan. 1878. Beek, (A. van) te UtrecJit, L. a.
N. 26 Oct. 1851. E. L. 30 Sept.
1852. Overl. 7 Jan. 1856. Beets, (N.) te UtrecJit, L. a. L. 4
Mei 1859. E. L. 13 Sept. 1884. Belirens, (Th. H.) te Delft, L. a.
N. 8 Mei 1878. Bemmelen, (J. M. van) te Leiden,
L. a. N. 10 Mei 1873. Beneden, (P. J. van) te Leuven,
B. L. a. N. 4 Mei 1859. Berg, (P. J. van den) te Rotter- dam, L. a. N. 4 Mei 1875. Berg, (L. W. C. van den) te Ba- tavia, C. a. L. 19 Mei 1876.
Gedefung. 16 Febr. 1888. Bergh, (L. Ph. C. van den) te
's GravenJiage, L. a. L. 24 Maart
1855. E. L. 20 Jnni 1875. Overl.
17 Sept. 1887. Bergliaus, (H. K. W.) te Stettiu,
B. L. a. N. 26 Oct, 1851. Overl.
17 Febr. 1884. Bergsma, (P. A.) te Batavia, C.
a. N. 11 Mei 1872. Overl. 1 Mei
1882. Bernelot Moens, (J. G.) tijdelijk te
Haarleiti, C. a. N. 8 Mei 1878.
Gedefungeerd 1 Aug. 1885.
Berthelot, (M.) te Parijs, B. L. a.
N. 10 Mei 1881. Beijerinck, (M. W.) te Belft, L. a.
N. 6 Mei 1884. Bisclioff, (T. L. W. von) te Mün-
cJien, B. L. a. N. 8 Mei 1878.
Overl. 5 Dec. 1882. Bleeker, (P.) te 's GravenJiage, C.
a. N. 6 April 1855. L. a. N.
5 Mei 1862. Overl. 24 Jan.
1878. Blume, (C. L.) te Leiden, L. a.
N. 6 April 1855. Overl. 3 Febr.
1862. Bluntschli, (J. C.) te Heidelberg,
B. L. a. L. 29 April 1875. Overl.
21 Oct. 1881. Boogaard, (J. A.) te Leiden, L. a.
N. 8 Mei 1865. Overl. 2 Juni
1877. Bois Eeymond, (E. du) ie Berlijn,
B. L. a. N. 27 April 1883. Boot, (J. C. G.) te AmMerdam, L.
a. L. 2 Mei 1857. E. L. 17
Aug. 1881. Borret, (Th.) te Bergen. L. a. L.
8 Mei 1865. E. L. 9 Oct. 1882. Bosch, (E. B. van den) te Goes,
L. a. N. 2 Mei 1857. Overl. 18
Jan. 1862. Bosquet, (J. H. A.) te MaastricJit,
L. a. N. 5 Mei 1856. Overl. 28
Juni 1880. Bosscha, (J.) te 's GravenJiage, L.
a. L. 23 Febr. 1855. E. L. 19
Maart 1867. Overl. 9 Dec. 1874. Bosscha, (J.) te Haarlem, L. a. N.
1 Mei 1863. Brandes, (J. L. A.) te Batavia, C.
a. L. 1 Mei 1887. Brants, (A.) op de Joppe bij Gor-
sel, L. a. N. 26 Oct. 1851.
Overl. 27 Nov. 1862.
XII
Breda, (J. G. S. van) te Haarlem,
L. a. N. 26 Oct. 1851. K. L.
24 Oct. 1858. Overl. 2 Sept. 1867. Brill, (W. G.) te ütreclit, L. a. L.
24 Maart 1865. R. L. 10 Ocl.
1881. Brink, (R. C. Bakliiiyzen van den)
te "'s Graveuhage, L. a. L. 23 Febr.
1855. Overl. 15 Juli 1865. Brown, (^R.) te Londen, B. L. a.
N. 26 Oct. 1851. Overl. 10 Juni
1858. Brumund, (J. F. G.) te Batavia,
C. a. L. 19 Aprü 1855. Overl.
12 Maart 1863. Brutel de la Rivière, (P. M.) te
Bennekmn, L. a. N. 8 Mei 1860.
Bugge (E. S.) te Christiania, B.
L. a. L. 18 April 1889. Bunsen, (K. J. von) te Bonn, B.
L. a. L. 4 Mei 1859. Overl. 28
Nov. 1860. Burg, (C. L. van der) te Batavia,
C. a. N. 27 April 1883. Gede-
fungeerd 27 Juni 1888. Buys, (J. ï.) te Leiden, L. a. L.
5 Mei 1867. Buys Ballot, (C. H. D.) te Utrecht,
L. a. N. 6 April 1855. R. L. 10
Oct. 1887. Buysing, (D. J. Storm) te 's Gra-
venJiage, L. a. N. 26 Oct. 1851.
R. L. 27 Maart 1869. Overl.
16 Aug. 1870.
Campbell, (M. F. A. G.) te 's Gi'a-'
venhage, L. a. L. 29 April 1875.
E. L. 17 Oct. 1889. Candolle, (A. de) te Geneve, B. L.
a. N. 8 Mei 1878. Carutti, (D.) te Rome, B. L. a. L.
8 Mei 1878. Chabas, (F. C.) te CMlons sur Sadne,
B. L. a. L. 8 Mei 1865. Overl. 17 Mei 1882.
Cbantepie de la Saussaye, (P. D.)
te Ainsterdam, L. a. L. 21 April
1888. Cbevalier, (Micbel) te Par?)"*, B. L.
a. L. 19 April 1855. Overl. 28
Nov. 1879. Chys, (J. A. van der) te Batavia,
C. a. L. 5 Mei 1867. Clausius, (R.) te Bonn, B. L. a. N. 14
Mei 1886. Overl. 24 Aug. 1888. Clerk Maxwell, (J.) te Cambridge,
B. L. a. N. 16 Mei 1877. Overl.
7 Nov. 1879. Cobet, (C. G.) te Leiden, L. a. L.
23 Febr. 1855. Bed. 8 Sept.
1856. Conestabile, (G.) te Ferugia, B. L.
a. L. 7 Mei 1861. Overl. 21
Juli 1877. Conrad, (F W.) te 's Gravenliage,
L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl.
1 Febr. 1870. Cornelissen, (J. J.) te Leiden, L.
a. L. 6 Mei 1885. Cosijn, (P. J.) te Leiden, L. a. L.
19 April 1877. Cremona, (L.) te Rome, B. L. a.
N. 10 Mei 1881.
D
Darwin, (Chs.) te Down-BeckenJiam, Kent, B. L. a. N. 11 Mei 1872. 0-erl. 21 April 1882.
David, (J. B.) te Leuven, B. L. a. L. 5 Mei 1862. Overl. 24 Maart 1866.
xin
Delprat, (G. H. M.) te Rotterdam, L. a. L. 24 Maart 1855. E.. L. 2 Nov. 1861. Overl. 4 Jan. 1871.
Delprat, (J. P.) te V Ch-avenhage, L. a. N. 26 Oct. 1851. E. L.
25 Nov. 1863. Overl. 14 Mei 1880. Dibbits, (H. C.) te ütrecJit, L. a.
N. 16 Mei 1877. Diesen, (G. van) te V Gravenïiage,
L. a. N. 7 Mei 1866. Dirks, (J.) te Leeuwarden, L. a.
L. 5 Mei 1856. E. L. 19 Juni
1881. Donders, (F. C.) te Utrecht, Ij. a. N.
26 Oct. 1851. E. L. 27 Mei 1888. Overl. 24 Maart 1889.
Dorp, (W. A. van) te Amsterdam,
L. a. N. 11 Mei 1887. Dove, (H. W.) te Berl-ijn, B. L.
a. N. 7 Mei 1861. Overl. 4 April
1879. Dozy, (F.) te Leiden, L. a. N. 27
Oct. 1851. Overl. 7 Oct. 1856. Dozy, (E. Po A.) te Leiden, L. a.
L. 23 Febr. 1855. Overl. 29
April 1883. Diimas, (J. B.) te Parijs, B. L.
a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 11
April 1884. Dumontier, (F. A. C.) te Parama- ribo, C. a. N. 4 Mei 1859. Bed.
8 Aug. 1860. Duruy, (Y.) te Parijs, B. L. a. L.
5 Mei 1867. Dijk, (C M. van) te utrecht, L.
a. N. 26 Oct. 1851. Bed. 21
Maart 1853.
E.
Elias, (P.) te '.9 Gravenhage, L, a.
N. 2 Mei 1857. E. L. 26 Sept.
1874. Overl. 22 Febr. 1878. Engelmann, (Th. W.) te Utrecht,
L. a. N. 12 Mei 1870. Ermerins, (F. Z.) te Groningen, L.
a. N. 6 April 1855. Overl. 27
Mei 1871.
Ermerins, (J. W.) te Groningen^
L. a. K 26 Oct. 1851. E. L.
19 Febr. 1868. Overl. 2 Maart
1869. d'Espine, (Baron A.) te Aix, in
8avoye, B. L. a. N. 26 Oct. 1851.
Overl. 7 April 1853.
Faraday, (M.) te Londen, B. L. a. N.
26 bet. 1851. Overl. 25 Aug.
1867. Faure, (E. ï. H. P. L. A. van
Boneval) te Leiden, L. a. L. 2
Mei 1868. Fennema, (E.) te Bnitenzorg op
Java, C. a. N. 14 Mei 1886. Fleiscber, (H. L.) te Leipzig, B.
L. a. L. 19 April 1855. Overl.
10 Febr. 1888.
Focke, (H. G.) te Paramaribo, C. a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 29 Juni 1856.
Fockema Andreae, (S. J.) te Lei- den, L. a. L. 23 April 1886.
Forster, (J.) te Amsterdam, L. a. N. 14 Mei L886.
Franchimont, (A. P. N.) te Leiden, L. a. X. 8 Mei 1879.
Franck, (Joh.) te Bonn, B. L. a. L, 6 Mei 1885.
XIV
Francken, (C. M.) te Utrecht, L.
a. L. 8 Mei 1865. Fremery, (P. J. J. de) te Utrecht,
L. a. N. 2t) Oct. 1851. Overl.
7 Sept. 1855. Friederich, (11. II. Th.) te Batavia,
O. a. L. 1 Mei 1858. Gedefun-
g-eerd 1871.
Fruin, (J. A.) te Utrecht, L. a. L.
5 Mei 1867.Overl.lNov. 1884. Fruin, (R. J.) te Leiden, L. a. L.
4 Mei 1859. Fürbringer, (M.) te Amsterdam, L.
a. N. 16 Mei 1882. Bed. 1 Sept.
1888. Thans te Jena. C. L. a. N.
23 Juni 1889.
Gaehard, (L. P.) te Brussel, B. L. a. L. 19 April 1855. Overl. 1 Deo. 1885. Gauss, (C. F.) te Göttimjen, B. L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 23 Febr. 1855. Geer, (B. J. Lintelo de) te Utrecht, L. a. L. 4 Mei 1859. R. L. 12 Dec. 1886. Gegenbaur, (O.) te Ileidelberg , B.
L. a. N. 14 Mei 1886. Geuns, (J. van) te Amsterdam, L. a. N. 26 Oct. 1851. E. L. 5 Juli 1878. Overl. 5 Dec. 1880. Ghijben, (J. Badon) te Breda, L. a. N. 26 Oct. 1851. E. L. 30 Juni 1868. Overl. 31 Jan. 1870. Gillavry, (Th. H. Mac) te Leiden,
L. a. N. 4 Mei 1S75. Gilse, (J. van) te Amsterdam, L. a. L. 4 Mei 1859. Overl. 26 Mei 1859. Glavimans, (O. J.) te Rotterdam, L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 11 Aug. 1857. Godefroi, (M. H.) te 's Graveyihage, L. a. L. 2 Mei 1857. Overl. 25 Juni 1882. Goeje, (M. J. de) te Leiden, L. a.
L. 3 Mei 1869. Gogh, (J. van) te Heivoo rt, L. a. N. 2 Mei 1857. Overl. 12 Aug. 1885. Oöppert, (H. E.) te Breslau, B. L.
a. N. 7 Mei 1861. Overl. 18 Mei 1884. Gorkom, (K. W. van) op Java, C. a. N. 11 Mei 1872. Gedefun- geerd 1 Juli 1880. Goudsmit, (J. E.) te Leiden, L. a. L. 5 Mei 1862. Overl. 17 Maart 1882. Greuve, (F. C. de) te Groningen, L. a. L. 23 Febr. 1855. E. L, 6 Dec. 1862. Overl. 28 April 1863. Grinwis, (C. H. C.) te Utrecht, L.
a. X. 3 Mei 1869. Groen van Prinsterer, (G.) te 's Gra- venhage, L. a. L. 23 Febr. 1855. Bed. 27 April 1855. Groeneveldt, (W. P.) te Batavia,
C. a. L. 16 April 1884. Groneman, (J.) te LjocJoJmrta, C.
a. L. 18 April 1889. Groot, (J. J. M. de) tijdelijk te
Amoy, C. a. L. 1 Mei 1887. Grote, (G.) te Londen, B. L. a. L. 2 Mei 1857. Overl. 16 Juni 1871. Guizot, (F. P. G.) te Barijs, B. L. a. L. 19 April 1855. Overl. 12 Sept. 1874. Gunning, (J. W.) te Amsterdam,
L. a. N. 4 Mei 1875. Gylden, (H.) te Stockholm, B. L. a. N. 6 Mei 1885.
XV
H.
Haan, (1). Bierens de) te Leiden,
L. a. N. 5 Mei 1856. Haan, (W. de) te Haarlem, L. a.
N. 36 Oct. 1851. Overl. L5 April
1855. Habets, (J.) te Maastricht, L. a.
L. 21 Mei 1880. Halbertsma, (H. J.) te Leiden, L.
a. N. 26 Oct 1851. Overl. 22
Nov. 1865. Hall, (H. C. van) te Beek in
Gelderland, L. a. N. 26 Oct.
1851. E. L. 1871. Overl. 12
Jan. 1874. Hall, (J. van) te Utrecht, L. a. L.
24 Maart 1855. Overl. 19 Maart
1859. Hamaker, (H. J.) te Utrecht, L.
a. L. 18 April 1889. Harting, (D.) te Enkhulzeu, L. a.
L. 8 Mei 1860. E. L. 6 Oct.
1887. Harting, (P.) te Amersfoort, L. a. N.
26 Oct. 1851. E. L. 27 Maart
1882. Overl. 3 Dec. 1885. Hartog, (L. de) te Amsterdam, L.
a. L. 21 April 1888. Hasselt, (A. W. M. \m\)ie's Gra-
venhage, \u a X. 5 Mei 1856.
E. L. 9 Aug. 1884. Hasskarl, (J. K.) te Batavia, C. a.
N. 6 April 1855. Gedefungeerd
1859. Helmholtz, (H.) te Berlijn, B. L.
a. N. 4 Mei 1859. Henle, (P. G. J.) te GUtiwjen, B.
L. a. N. 27 April 1883. Overl.
13 Mei 1885. Heremans, (J. T. J.) te Gent, B.
L. a. L. 29 April 1875. Overl.
13 Maart 1884. ,
Herklots, (J. A.) te Leiden, L. a.
N. 2 Mei 1868. Overl. 3 Maart
1872. Herschel, (John. E. W.) te Londen,
B. L. a. N. 1 Mei 1858. Overl.
11 Mei 1871.
Herwerden, (H. van) te Utrecht^
L. a. L. 12 Mei 1870. Heusde, (J. A. C. van) te '* Gra-
venhaf/e, L. a. L. 1 Mei 1858.
Bed. 20 Febr. 1872. Heynsius, (A.) te Leidm, L. a. N.
12 Mei 1SG4. Overl. 4 Oct. 1885.
Hildebrand, (E.) te Leipzirj, B. L,
a. L. 1 Mei 1887. Hoek, (M.) te Utrecht, L. a. N.
12 Mei 1864. Overl. 3 Sept.
1873. Hoek, (P. P. O.) te Leiden, L. a.
N. 27 April 1883. Hoekstra Bz., (S.) te Amsterdam-,
L. a. L. 8 Mei 1865. Hoeven, (A. des Amorie van der)
te Amsterdam, L a. L. 23 Pebr.
1855. Overl. 29 Juli 1855. Hoeven, (C. Pruys van der) te
Leiden, L. a. N. 26 Oct. 1851.
E. L. 13 Aug. 1862. Overl. 5
Dec. 1871. Hoeven, (J. van der) te Leiden,
L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl.
10 Maart 1868 Holt', (J. H. van 't) te Amsterdam,
L. a. N. 6 Mei 1885 Hoflinann, (C. K.) te Leiden, L.
a. N. 4 Mei 1874. HoÖmann, (J.) te Leidm, L. a. L.
23 Febr. 1855. E. L. 14 Febr.
1876. Overl. 19 Jan. 1878. HoÖmann von Fallersleben, (H.)
XVI
Slot Corvey bij Höxter, B. L.
a. L. 7 Mei 1866. Overl. 19
Jan. 1874. Hofmaiin, (A. W.) te Berlijn, B. L.
a. N. 4 Mei 1859. Holle, (K. P.) te Garoet op Java,
C. a. L. 8 Mei 1869. Holtius, (C. A.) te Utrecht, L. a.
L. 23 Febr. 1855. R. L. 1857-
Overl. 29 Maart 1861. Holwerda, (J. H.) te Oerjstgeest, L.
a. L. 4 Mei 1859. 1{. L. 8 Nov.
1875. Overl. 15 April 1886.
Hoogewerft, (S.) te Delft, L. a. N.
9 Mei 1888. Horslield, (Th.) te Londen, B. L.
a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 24
Juli 1859. Hubrecht, (A. A. W.) te TJtreclit,
L. a. N. 27 April 1883. Hulleman, (J. G.) te Leiden, L. a.
L. 5 Mei 1856. Overl. 29 Mei
1862. Hiiraboldt, (A. von) te Berlijn, B.
L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl.
6 Mei 1859.
Imhoof Blumer, (F.) te WintertJmr, B. L. a. L. 28 April 1883.
J.
Janssen, (L. J. F.) te Leiden, L.
a. L. 23 Febr. 1855. Overl. 22
Juli 1869. Jhering-, (E. von) te G'óttingen, B.
L. a. L. 4 Mei 1874. Jonckbloet, (W. J. A.) te 's Gra-
venJtage, L a. L. 24 Maart 1855.
Overl. 19 Oct. 1885. Jong, (P. de) te Utrecht, L. a. L.
29 April 1875. Jonge, (J. K. J. de) te 's Graven-
hage, L. a. L. 7 Mei 1866. Overl.
15 Maart 1880.
Jorissen, (Tli.) te Amsterdam^ L.
a. L, 4 Mei 1874. Overl. 4
April 1889. Julien, (S.) te Parijs, B. L. a.
L. 2 Mei 1857. Overl. 13 Febr.
1873. Jungliulm, (F. W.) te Batavia, C.
a! N. 6 April 1855. Overl. 20
April 1864. JuynboU, (T. W. J.) te Leiden, L»
a. L. 23 Febr. 1855. Overl. 16
Sept. 1861.
K.
Kaiser, (F.) te Leiden, L. a. N.
26 Oct. 1851. Overl. 28 Juli
1872. Kappeyne van de Coppello, (J ) te
's Gravenhage, L. a. L. 8 Mei
1860. Kapteyn, (J. C.) te Groningen, L.
a. N. 9 Mei 1888.
Karsten, (S.) te Utrecht, L. a. L.
23 Febr. 1855. Overl. 7 Mei
1864. Kekule', (A) te Bonn, B. L. a. N.
9 Mei 1888. Kemper, (J. de Bosch) te Amstei'-
dam, L a. L. 23 Febr. 1855.
Bed. 26 April 1856.
XVII
Kerckhoö', (P. J. van) te Utrecht,
L. a. N. 5 Mei 1862. Overl. 21
Jan. 1876. Kerkwijk, (Gr. A. van) te 'sGh^a-
venhage, L. a. N. 26 Oct. 1851.
R. L. 25 Jan. 1868. Overl. 27
Febr. 1871. Kern, (H.) te Leiden, L. a. L. 7
Mei 1866. Kinder de Camarecq, (A. W.) op
Java, C. a. L. 7 Mei 1866.
Gedefungeerd 1871. Kirchhotf, (G. E.) te Berlijn, B.
L. a. N. 6 Mei 1884. Overl. 17
Oct. 1887. Kist, (N. C.) te Leiden, L. a. L.
23 Febr. 1855. Overl. 21 Dec.
1859.
Knoop, (W, J.) te 's Gravenhage^
L. a. L. 2 Mei 1857. E. L. 10
Mei 1881. Koenen, (II. J.) te Amsterdam, L.
a. L. 23 Maart 1855. E. L. 9
Maart 1874. Overl. 13 Oct. 1874. Kolk, (J. L. C. Scbroeder van der)
te Utrecht, L. a. N. 26 Oct.
1851. Overl. 2 Mei 1862. Korteweg, (D. J.) te Amsterdam,
L. a. N. 10 Mei 1881. Koster, (W.) te Hilversum, L. a. N.
7 Mei 1866. Kiienen, (A.) te Leiden, L. a. L.
4 Mei 1859. Kun, (L. J. A. van der) te 's Crra-
venhage, L. a. N. 26 Oct. 1851.
Overl. 26 Jan. 1864.
L.
Land, (J. P. N.) te Leiden, L. a. L. 11 Mei 1872.
Lassen, (C.) te Bonn, B. L. a. L. 4 Mei 1859. Overl. 8 Mei 1876.
Leemans, (C.) te Leiden, L. a. L. 23 Febr. 1855. E. L. 18 April 1879.
Lennep, (J. van) te Amsterdam, L. a. L. 23 Pebr. 1855. OverL 25 Aug. 1868.
Lepsius, (^C. E.) te Berlijn, B. L. a. L. 19 April 1855. Overl. 10 Juli 1884.
Levyssohn Norman, (H. D.) te Ba- tavia, C. a. L. 3 Mei 1869. Ge- defungeerd 1884.
Liebig, (J. von) te München, B. L.
a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 18
Maart 1873. Lindeman, (B. A. von) te Alten- burg, B. L. a. N. 26 Oct. 1851.
Overl. 21 Mei 1855. Lobatto, (E.) te Delft, L. a. N.
26 Oct. 1851. Overl. 9 Febr.
1866. Loman, (A. D.) te Amsterdam, L.
a. L. 6 Mei 1885. Lorentz, (H. A.) te Leiden, L. a.
N. 10 Mei 1881. Louter, (J. de) te Utrecht, L. a. L.
28 April 1883. Lyell, (Chs.) te Londen, B. L. a.
N. 11 Meil872. Overl. 23 Febr.
1875.
I
M.
Macauly, (Tli. Babing-ton) te Camp- denhill bij Kensington, B. L. a. Jaarboek 1889.
L. 19 April 1855. Overl. 21 Dec. 1859.
XVI
Slot Corvey bij Höxter, B. L.
a. L. 7 Mei L866. Overl. 19
Jan. 1874. llofniaiin, (A. AV.) te Berliju, B. L.
a. N. 4 Mei 1859. Holle, (K. F.) te Garoet op Java,
C. a. L. 8 Mei 1869. Holtius, (C. A.) te Utrecht, L. a.
L. 23 Febr. 1855. R. L. 1857-
Overl. 29 Maart 18G1. Holwerda, (J. H.) te Oegstgeeat, L.
a. L. 4 Mei 1859. K. L. 8 Nov.
1875. Overl. 15 April 1886.
Hoogewerft, (S.) te Delft, L. a. N.
9 Mei 1888. Horstield, (ïh.) te Londen, B. L.
a. X. 26 Oct. 1851. Overl. 24
Juli 1859. TTul)recht, (A. A. W.) te Utrecht,
L. a. N. 27 April 1883. HuUemaii, (J. Gr.) te Leiden, L. a.
L. 5 Mei 1856. Overl. 29 Mei
1862. Iluinboldt, (A. voii) te Berlijn, B.
L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl.
6 Mei 1859.
I.
Imhoof Blumer, (F.) te Winterthur, B. L. a. L. 28 April 1883.
Janssen, (L. J. F.) te Leiden, L.
a. L. 23 Febr. 1855. Overl. 22
Juli 1869. Jhering-, (E. von) te Göttingen, B.
L. a. L. 4 Mei 1874. Jonckbloet, (W. J. A.) te 's Gra-
venhage, L a. L. 24 Maart 1855.
Overl. 19 Oct. 1885. Jong, (P. de) te Utrecht, L. a. L.
29 April 1875. Jonge, (J. K. J. de) te '* Graven-
hage, L. a. L. 7 Mei 1866. Overl.
15 Maart 1880.
Jorissen, (Tli.) te Amsterdam, L.
a. L. 4 Mei 1874. Overl. 4
April 1889. Julien, (S.) te Parijs, B. L. a.
L. 2 Mei 1857. Overl. 13 Febr.
1873. Jungliuhn, (F. W.) te Batavia, C.
a. N. 6 April 1855. Overl. 20
April 1864. JuynboU, (T. W. J.) te Leiden, h-
a. L. 23 Febr. 1855. Overl. 16
Sept. 1861.
K.
Kaiser, (F.) te Leiden, L. a. N.
26 Oct. 1851. Overl. 28 Juli
1872. Kappeyne van de Coppello, (J ) te
's Crraveuhage, L. a. L. 8 Mei
1860. Kapteyn, (J. C.) te Groningen, L.
a. N. 9 Mei 1888.
Karsten, (S.) te Utrecht, L. a. L.
23 Febr. 1855. Overl. 7 Mei
1864. Kekulé, (A) te Bonn, B. L. a. N.
9 Mei 1888. Kemper, (J. de Bosch) te Amster-
darn, L a. L. 23 Febr. 1855.
Bed. 26 April 1856.
XVII
Kerckhoff, (P. J. van) te Utrecht,
L. a. N. 5 Mei 1862. Overl. 21
Jan. 1876. Kerkwijk, (Gr, A. van) te 'sGra-
veuluKje, L. a. N. 26 Oct. 1851.
K. L. 25 Jan. 1868. Overl. 27
Febr. 1871. Kern, (H.) te Leiden, L. a. L. 7
Mei 1866. Kinder de Camarecq, (A. W.) op
Java, C. a. L. 7 Mei 1866.
Gedefungeerd 1871. Kirchhotf, (G. E.) te Berlijn, B.
L. a. N. 6 Mei 1884. Overl. 17
Oct. 1887. Kist, (N. C.) te Leiden, L. a. L.
23 Febr. 1855. Overl. 21 Dec.
1859.
Knoop, (W. J.) te "'s (xravenhage^
L. a. L. 2 Mei 1857. E. L. 10
Mei 1881.
Koenen, (H. J.) te Amsterdam, L.
a. L. 23 Maart 1855. E. L. 9
Maart 1874. Overl. 13 Oct. 1874.
Kolk, (J. L. C. Scbroeder van der)
te Utrecht, L. a. N. 26 Oct.
1851. Overl. 2 Mei 1862.
Korteweg, (D. J.) te Amsterdam,
L. a. N. 10 Mei 1881. Koster, (W.) te Hilversum, L. a. N. 7 Mei 1866.
(A.) te Leiden, L. a. L. 1859.
J. A. van der) te '<? Gra- , L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 26 Jan. 1864.
Kuenen, 4 Mei
Kim, (L.
Land, (J. P. N.) te Leiden, L. a. L. 11 Mei 1872.
Lassen, (C.) te Bonn, B. L. a. L. 4 Mei 1859. Overl. 8 Mei 1876.
Leemans, (C.) te Leiden, L. a. L. 23 Pebr. 1855. E. L. 18 April 1879.
Lennep, (J. van) te Amsterdam, L, a. L. 23 Febr. 1855. Overl. 25 Aug. 1868.
Lepsius, (C, E.) te Berlijn, B. L. a. L. 19 April 1855. Overl. 10 Juli 1884.
Levyssohn Norman, (H. D.) te Ba- tavia, C. a. L. 3 Mei 1869. Ge- defungeerd 1884.
Liebig, (J. von) te München, B. L.
a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 18
Maart 1873. Lindeman, (B. A. von) te Alten- burg, B. L. a. K 26 Oct. 1851.
Overl. 21 Mei 1855. Lobatto, (E.) te Delft, L. a. N.
26 Oct. 1851. Overl. 9 Tebr.
1866. Loman, (A. D.) te Aimterdam, L.
a. L. 6 Mei 1885. Lorentz, (H. A.) te Leiden, L. a.
N. 10 Mei 1881. Louter, (J. de) te Utrecht, L. a. L.
28 April 1883. Lyell, (Chs.) te Londmi, B. L. a.
N. 11 Mei 1872. Overl. 23 Febr.
1875.
M.
Macauly, (Th. Babingion) te Camp- denhill bij Kensingtou, B. L. a. Jaajkboëk 1889'
L. 19 April 1855. Overl. 21 Dec. 1859.
XVIII
Madvig, (J. N.) te Kopenhagen, B. L. a. L. 19 April 1855. Overl. 11 Dec. 1886. Maier, (P. J.) te Batavia, C. a. N. 7 Mei 1861. Gedefiingeerd 1878. Martin, (K.) te Leiden, L. a. N.
6 Mei 1884. Matthes, (B. P.) te 's Gravenhage, C. a. L. 7 Mei 1S61. Gedefiin- geerd 30 April 1881. L. a. L. 16 Mei 1882. E. L. 16 Jan. 1888. Matthes, (C. J.) te Amsterc/am, L. a. N. 26 Oct. 1851. E. L. 3 Maart 1881. Overl. 8 Febr. 1882. Mees Az., (Gr.) te Rotterdam, L. a. L. 4 Mei 1859. E. L. 2 Febr. 1872. Overl. 11 Jan. 1883. Mees, (E. A.) te Groningen, L. a. N. 4 Mei 1874. Overl. 15 Febr. 1886. Mees, (W. C.) te Amsterdam, L. a. L. 1 Mei 1858. Overl. 24 Dec. 1884. Mescli, (A' H. van der Boon) te Leiden, L. a. N. 26 Oct. 1851. E. L. 28 Maart 1874. Overl. 12 Aug. 1874. Michaëlis, (N. T.) te 's Gravenhage,
L. a. N. 8 Mei 1879. MiUies, (H. C.) te utrecht. L. a. L. 5 Mei 1856. Overl. 26 Xov. 1868. Milne Edwards, (H.) te Parijs, B. L. a. N. 5 Mei 1862. Overl. 29 Juli 1885.
Miquel, (F. A. W.) te Utrecht,!..
a. X. 26 Oct. 1851. Bed. 26
Juni 1857. L. a. N. 8 Mei 1860.
Overl. 23 Jan. 1871. Modderman, (A. E. J.) te '* Gra- venhage, L. a. L. 25 April 1881.
Overl. 7 Aug. 1885. Mohl, (H. von) te TüMngen, B. L.
a. N^ 26 Oct. 1851. Overl. 1
April 1872. Mol], rJ. W.) te Utrecht, L. a. N.
1 Mei 1889. Moll, (W.) te Amsterdam. L. a. L.
24 Maart 1855. Overl. 16 Aug.
1879. Moltzer, (H. E.) te Utrecht, L. a.
L. 6 Mei 1885. Mommsen, (Th.) te Berlijn, B. L.
a. L. 4 Mei 1859. Motley, (J. L.) te Londen, B. L.
a. L. 5 Mei 1862. Overl. 29
Mei 1877. Mulder, (Cl.) te Groningen, L. a.
K 26 Oct. 1851. E. L. 6 Oct.
1866. Overl. 4 Mei 1867. Mulder, (Ed.) te Utrecht, L. a. N.
4 Mei 1875. AEulder, (G. J.) te Bennehom, L. a. N. 26 Oct. 1851. E. L. 28 Nov.
1868. Overl. 18 April 1880. MüUer, (M.) te O.vford, B. L. a.
L. 4 Mei 1874. Muller, (P. L.) te Leiden, L. a.L.
18 April 1889. Muller Fzn., (S.) te Utrecht, L. a. L. 23 April 1886.
N.
Naber, (S. A.) te Amsterdam, L. Nauck, (A.) te St. Tetershurg, B. a. L. 8 Mei 1865, L. a. L. 6 Mei 1885.
XIX
Nöldeke, (T.) te Straatsdmy, B. li.
a. L. 8 Mei 1878. Nurnaii, (A.) te TJtrecU, L. a. N.
26 Oct. 1851. Overl. 1 Sept.
1852.
Nijhoff, (Is. An.) te Arnhem, L. a. L. 24 Maart 1855. Overl. 20 Juni 1863.
O.
Omalius d'Halloy, (J. J. tl') te
C'meij, B. L. a. N. 26 Oct. 1851.
Overl. Febr. 1875. Onnes, (H. Kamerlingli) te Leiden,
L. a. N. 27 April 1883. OorcU, (.T. W. L. van) te 'sara-
veuhage, L. a. N. 23 Febr. 1855.
R. L. 1876. Overl. 29 Aug.
1884. Opzoomer, (C. W.) te UtrecJU, L.
a. L. 5 Mei 1856. Ortt, (J. R. T.) te ''sGravenhage,
12 Mei 1870. R. L. 1S81. Overl. 16 Juni
Delft,
L. a. N
26 Nov.
1887. Oudemans jr., (A. G.) te
L. a. N. 3 Mei 1869. Oudemans, (G. A. J. A.) te Am- sterdam, L. a. N. 1 Mei 1858. Oudemans, (J. A. G.) te Utrecht,
L. a. N. 6 April 1855. Owen, (R.) te Londen, B. L. a. N.
26 Oct. 1851.
P.
Pasteur, (L.) te Parijs, B. L.
N. 27 April 1883. Pekelharing, (G. A.) te Utrecht,
a. N. 14 Mei 1886. Pierson, (A.) te Amsterdam, L.
L. 23 April 1886. Pierson, (N. G.) te Amsterdam,
a. L. 28 April 1883. Pinto, (A. A. de) te
L. a. L. 19 April 1877.
N.
Place, (T.) te Amsterdam, L
4 Mei 1875. Plateau, (J.) te Gent, B. L. a. N
11 Mei 1872. Overl. 15 Sept. 1883 Pleyte, (W.) te Leiden, L. a. L
16 Mei 1882. Pluygers, (W. G.) te Leiden, L. a. L,
12 Mei 1864. Bed. 9 Maart 1867. Pols, (M. S.) te Utrecht, L. a. L.
16 Mei 1882.
a.
Quack, (H. P. G.) te Amsterdam,
L. a. L. 19 Aprü 1877. Quételet, (L. A. J.) te Brussel, B,
L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 16 Febr. 1874.
R.
Rangabé, (A. R.) te Athene, B. L.
a. L. 2 Mei 1857. Ranke, (L.) te Berlijn, B. L. a. L.
19 April 1855. Overl. 22 Mei
1886.
Rauwenhoif, (N. W. P.) te Utrecht,
L. a. N. 1 Mei 1863. Rawlinson, (H. G.) te Londen, B. L. a. L. 4 Mei 1859.
(O. van) te Utrecht, L. a B*
XX
L. 7 Mei 1866. Overl. 2-i Mei
1868. Bees, (E. van) te UtrecJd, L. a. N.
26 Oct. 1851. 11. L. 24 Mei
1867. Overl. 23 Aiig. 1875. Regnaiilt, (V.) te Parijs, B. L. a.
N. 8 Mei 1860. Overl. 11) Jan.
1878. Eeinwardt, (C. G. C.) te Leiden,
E. L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl.
6 Maart 1851. Eéville, (A.) te Parijs, L. a. L. 5
Mei 1862. Gedefnngeerd 10 Maart
1873. B. L. a. L. 10 Mei 1873. Eiemsdijk, (A, D. van) te Utrecht,
L. a. N. 10 Mei 1881. Riemsdijk, (Th. H. P. van) te 's Gra-
venharje, L. a. L. 21 April 1888. Eoorda, (T.) te Leiden, L. a. L.
23 Febr. 1855. E. L. 19 Jnli
1871. Overl. 5 Mei 1871. Eose, (W. N.) te 'sGravenhage, L.
a. N. 26 Oct. 1851. E. L. 1872.
Overl. 12 Oct. 1877. Eossi, (G. B. de) te Rome, B. L.
a. L. 19 April 1877. Eost van Tonningen, (D. W.) te
Clierihon op Java, C. a. N. 7
Mei 1861. Gedefnngeerd 1877. Eonlez, (J.) te Gent, B. L. a. L.
2 Mei 1857. Overl. 16 Maart
1878. Eueb, (V. S.) te utrecht, L. a. N.
26 Oct. 1851. Overl. 11 Maart
1854. Eutgers, (A.) te 'sGravenhage, L.
a. L. 23 Pebr. 1855. E. L. 12
April 1875. Bed. 21 Sept. 1877. Eijk, (J. C.) te 'sGravenhage, E.
L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl.
2 Mei 1854. Eijke, (P. L.) te Leiden, L. a. N.
1 Mei 1863. E. L. Juli 1882.
S.
Saclis, (J, von) te Würzhurg, B.
L. a. N. 6 Mei 1885. Sagra, (Eamon de la) te Parijs, B. L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl 25 Mei 1871. Sande Lacoste (C. M. van der) te Am^ sterdam, L. a. N. 3 Mei 1869. E. L. 2 Maart 1 885. Overl. 15 Jan. 1887. Savigny, (P. von) te Berlijn, B. L. a. L. 19 April 1855. Overl. 25 Oct. 1861. Scliefer, (Cli.) te Parijs, B. L. a.
L. 23 April 1886. Schefter, (J. G. de Hoop) te Am- sterdam, L. a. L. 11 Mei 1872. E. L. 28 Sept. 1889. Schefter, (E. H. C. C.) te Buiten- zorg op Java, C. a. N. 8 Mei 1878. Overl. 9 Maart 1880.
Schlegel, (G.) te Leiden, C. a. L. 10 Mei 1873. Gedef. 15 Oct. 1877.
L. a. L. 21 Aprü 1888. Schlegel, (H.) te Leiden, L. a. N.
26 Oct. 1851. E. L. 10 Juni
1874. Overl. 17 Jan. 1884. Schneevoogt, (G. E. Yoorhelm) te
Amsterdam, L. a. N. 26 Oct.
1851. Overl. 17 Aug. 1871. Schols, (Ch. M.) te Delft, L.a.N.
5 Mei ISSO. Scholten, (J. H.) te Leiden, L. a.
L. 5 Mei 1856. E. L. 17 Aug.
1881. Overl. 10 Aprü 1885. Schoute, (P. H.) te Groningen^ L
a. N. 14 Mei 1886. Sebastian, (A. A.) te Amsterdam^
L. a. N. 26 Oct. 1851. Bed. 17
Dec. 1856.
XXI
Seelig, (H. G.) te Breda, L. u. N.
26 Oct. 1851. KL. 1856. Overl.
3 Oct. 1864. Selenka, (E.) te Leiden, L. a. N.
10 Mei 1873. Bed. 28 Maart
1874. Thans te Erlangen. C. L.
a. N. 23 Juni 1889. Simons, (Gr.) te 's Graveuhage, L.
a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 17
Nov. 1868. Six, (J. P.) te Amsterdam, L. a.
L. 5 Mei 1862. Sloet, (L. A. J. W.) te Arnhem,,
L. a. L. 5 Mei 1856. E. L. 28
Maart 1876. Sluiter, (C. P.) te Batavia, C. a,
N. 6 Mei 1884. Snouck Hurgronje (C.) te Leiden,
L. a. L. 21 April 1888. Speijer, (J. S.) te Groningen, L. a. L.
18 April 1889. Spruyt, (C. Bellaar) te Amsterdam,
L. a. L. 16 Mei 1882. Stamkart, (P. J.) te Amsterdam,
L. a. N. 26 Oct. 1851. E. L. 27
Maart 1875. Overl. 15 Jan. 1882. Staring, (W. C. H.) op de Boek-
horst bij Lochem, L. a. N. 26
Oct. 1851. Overl. 4 Juni 1877. Stieltjes, (T. J.) te Rotterdam, L.
a. N. 2 Mei 1868. Overi. 23
Juni 1878.
Stieltjes Jr., (T. J.) tijdelijk te
Parijs, L. a. N. 6 Mei 1885.
Gedefungeerd 1 Maart 1886.
ïlians te Toulouse. C. L. a. N.
23 Juni 1880. Stok, (J. P. van der) te Batavia,
C. a. N. 14 Mei 1886. Stokvis, (B. J.) te Amsterdam, L.
a. N. 8 Mei 1879. Stratingli, (G. Acker) te Gronin- gen, L. a. L. 7 Mei 1861. E.
L. 25 Maart 1874. Overl. 22 Oct.
1876. Struve, (O.) te St. Petersburg, B.
L. a. N. 4 Mei 1874. Stuart, (A. B. Colien) te Batavia,
C. a. L. 2 Mei 1868. Overl. 4
Pebr. 1876. Stuart, (L. Colien), te Delft, L. a.
N. 8 Mei 1865. Overl. 24 Juli
1878. Studemund, (W.) te Breslau, B.
L. a. L. 16 Mei 1880. Overl.
8 Aug. 1889. Suringar, (W. E. E.) te Leiden, L.
a. N. 5 Mei 1867. Swaving, (C.) te Buitenzorg op
Java, C. a. N. 26 Oct. 1851.
Gedefungeerd 1874. Symons, (B.) te Groningen, L. a.
L. 6 Mei 1885.
T.
Tellegen, (B. D. H.) te Groningen,
L. a. L. 3 Mei 1869. Overl. 9
Febr. 1885. Temminck, (O. J.) te Leiden, E.
L. a. N. 26 Oct. 1851. Overi.
30 Jan. 1858. Teysmann, (J. E.) te Buitenzorg
op Java, C. a. N. 8 Mei 1865.
Overl. 22 Jani 1882.
Theiner, (A.) te Rome, B. L. a.
L. 4 Mei 1859. Overi. 10 Aug.
1874. Thomson, (W.) te Glasgow, B. L.
a. N. 4 Mei 1874. Tideman, (B. J.) te Amsteraam,
L. a. N. 10 Mei 1873. Overi.
11 Pebr. 1883. Tiedemann, (1\) te MdncJien, B. L
XXII
a. N. 26 Oct. isni. Overl. 23
Jan 1861. Tiele, (C. P.) te Leideu, L. a. L.
16 Mei 1882. Treub, (M.) tijdelijk te Buitenzorg,
op Java, L. a. N. 8 Mei 1879. ïromp (S. \V.) te Sintang, op
Bonieo, ü. a. L. 18 April 1889. Tuuk, (H. Neubronner van der) op
Bali, C. a. L. 2 Mei 1868.
U.
Ullmann, (C.) te Carlsnihe, B. L. a. L. 19 April 1865. Overl. 12 Jan. 1865.
Ursel, (de Hertog van) te Brussel, B. L. a. N. 26 Oct 1851. Overl. 27 Sept. 1860.
Verbeek, (R. D. M.) te Buiten- zorg, op Java, C. a. N. 8 Mei 1878. Verdam, (Gr. J.) te Leiden, L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 29 Oct. 1866. Verdam, (J.) te Amsterdam, L. a.
L. 27 April 1883. Verkerk Pistorius, (A. W. P.) te Buitenzorg, op Java, C. a. L. 16 April 1884. Verloren, (M. C.) te Amersfoort, L. a. N. 2 Mei 1857. R. L. Nov. 1886. Verwijs, (E.) te Arnhem, L. a. L. 3 Mei 1869. Overl. 28 Maart 1880. Vetli, (P, J.) te Arnhem, L. a. L. 8 Mei 1865. E,. L. 2 Dec. 1884. Virchow, (R.) te Berlijn, B. L. a.
N. 8 Mei 1860.
Vissering (S.) te 's Gravenhage, L.
a. L. 7 Mei 1861. R. L. 23
Juni 1888. Overl. 22 Aug 1888.
Vogelsang, (H.) te Delft, L. a. N.
2 Mei 1868. Overl. 6 Juni 1874. VoUenlioven, (S. C. Snellen van) te 's Gravenhage, L. a. N. 8 Mei 1860. R. L. 31 Jan. 1880. Overl. 22 Maart 1880. Vorderman, (A. G.) te Batavia,
C. a. N. 1 Mei 1889. Vosmaer, (G.) te '« Gravenhage, L. a. L. 11 Mei 1872. Overl. 12 Juni 1888. Vries Az., (G. de) te 's Gravenhage, L. a. L. 2 Mei 1857. R. L. 22 Febr. 1888. Vries, (H. de) te Amsterdam, L.
a. N. 8 Mei 1878. Vries, (M. de) te Leiden, L. a. L.
23 Febr. 1855. Vriese, (W. H. de) te Leiden, L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 23 Jan. 1862. Vrolik, (G.) te Avisterdum, R. L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 10 Nov. 1859. Vrolik, (W.) te Amsterdam, L. a. N. 26 Oct. 1851. Overl. 22 Dec. 1863.
W.
Waals, (J. D. van der) te Amster- dam, L. a. N. 4 Mei 1875. Wal, (J. de) te Arnhem, L, a. L.
24 Maart 1855. R. L. 3 April 1886. Wassink, (G.) te Batavia, C. a.
XXIII
N. 2 Mei 1857. Overl. 17 Oct.
18G4. Weber, (Max) te Amsterdam, L.
a. N. 11 Mei 1887. Weber, (W.) te GUüngen, B. L.
a. N. 2 Mei 1868. Willems, (P.) te Leuven, B. L. a.
L. 28 April 1883. Willigen, (V. S. M. van der) te
Haarlem, L. a. N. 2 Mei 1857.
Overl. 19 Febr. 1878. Windscheid, (B.) te Leipzig, B. L.
a. L. 16 Mei 1880. Winkel, (L. A. te) te Leiden, L.
a. L. 7 Mei 1861. Overl. 24
April 1868.
VVöhlei-, (F.) te Göttmgen, B. L.
a. iN. 4 Mei 1875. Overl. 23
Sept. 1882. Wright, (W.) te Camhridge, B. L.
a. L. 1 Mei 1887. Overl. 22
Mei 1889. Wij brand s, (Aem. W.) te Leiden,
L. a. L. 6 Mei 1885. Overl. 24
Sept. 1886. Wijck, (B. H. C. K. van der)
te Groningen, L. a. L. 3 Mei
1869. Wijnne, (J. A.) te Utrecht, L. a.
L. 16 Mei 1882.
IJ.
IJzerman, (J. W.) te Padang, C. a. L. 23 April 1886.
Z.
Zaaijer, (T.) te Leiden, L. a. N. 4 Mei 1874.
Zeeman, (J.) te Amsterdam, L. N. 11 Mei 1872.
L IJ S T
BINNEN- EN BUITENLANDSCHE
AKADEMIËN, GELEERDE GENOOTSCHAPPEN
EN
INSTELLINGEN,
WAARMEDE DE KONINKLIJKE AKADEMIE VAN
WETENSCHAPPEN DOOR RUILING VAN UITGEGEVEN WERKEN
IN VERBINDING IS.
NEDERLAND.
Universiteit, te Leiden.
Utrecht.
Groningen.
Amsterdam.
School (Polytechnische), te Delft.
Akademie (Koninklijke Militaire), te Breda.
Maatschappij (Hollandsche) der Wetenschappen, te Haarlem.
der Nederlandsche Letterkunde, te Leiden.
(Nederlandsche) ter bevordering van Nijverheid,
te Haarlem.
— (Nederlandsche) tot bevordering der Geneeskunst,
te Amsterdam.
_____ . tot bevordering der Bouwkunst, te Amsterdam.
Genootschap (Teyler's tweede), te Haarlem.
(Zeeuwsch) der Wetenschappen, te Middelburg.
— (Provinciaal Utrechtsch) van Kunsten en We- tenschappen, te Utrecht.
XXV
Genootschap (Historisch), te Utrecht.
(Bataafsch) der proefondervindelijke Wijsbe- geerte, te Rotterdam.
(Provinciaal) van Kunsten en Wetenschappen
in Noord-Brabant, te 's Hertogenbosch.
(Wiskundig) onder de zinspreuk : JEen onver-
moeide arbeid komt alles te hoven, te Amsterdam.
(Koninklijk TiOÖXogi^Qk): Natura Artis Magistra,
te Amsterdam.
ter bevordering van Natuur-, Genees- en Heel- kunde, te Amsterdam.
(Friesch) voor Geschied-, Oudheid- en Taal- kunde, te Leeuwarden.
(Provinciaal) voor Geschiedenis en Oudheid- kunde in Limburg, te Maastricht.
Instituut (Koninklijk) van Ingenieurs, te 's Gravenhage.
voor de Taal-, Land- en Volkenkunde
van Neêrlandsch-Indië, te 's Gravenhage.
(Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch), te Utrecht.
Vereeniging (Nederlandsche dierkundige), te Leiden.
(Nederlandsche entomologische), te Leiden.
(Overijsselsche) tot ontwikkeling van provinciale
Welvaart, te Zwolle. Tijdschrift (Nederlandsch) voor Geneeskunde, te Amsterdam. Handelmaalschappy (Nederlandsche), te Amsterdam. Boekerij van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te 's Gra- venhage.
(Stedelijke), te Zutphen.
Bibliotheek (Provinciale) v^an Friesland, te Leeuwarden. te Middelburg.
(Openbare), te Arnhem. te Haarlem.
Leesmuseum, te Amsterdam.
Leeskabinet (Rotterdamsch), te Rotterdam.
Sterrenwacht, te Leiden.
Landbouwschool ('s Rijks), te Wageningen.
XXVI
o o IS T - L N i) [ È.
Genootschap (Bataviaasch) der Kunsten en Wetenschappen, te Batavia.
Vereeuiging (Koninklijke natuurkundige) in Ned. Indië, te Batavia.
Yereeniging tot bevordering der geneeskundige Wetenschap- pen, te Batavia.
Maatschappij (Nederlandsch-Indische) van Nijverheid, te Ba- tavia.
Maguetisch-Aleteorologisch Observatorium, te Batavia.
Plantentuin ('sLands), te Buitenzorg op Java.
W E S T - I N D I Ë.
Bibliotheek (Koloniale), te Suriname.
BELGIË.
i^cadémie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux Arts
de Belgique, te Brussel. Académie royale de Médecine de Belgique, te Brussel. Société malacologique, te Brussel.
entomologique de Belgique, te Brussel.
Musée royal d'Histoire naturelle de Belgique, te Brussel.
Observatoire royal, te Brussel.
Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde,
te Gent. Willems-Fonds, te Gent.
Académie d' Archéologie de Belgique, te Antwerpen. Société royale des Sciences, te Luik.
géologique de Belgique, te Luik.
Université catholique, te Leuven.
E E A N K E IJ K.
Académie des Sciences, te Parijs.
— de Médecine, te Parijs.
École polytechnique, te Parijs.
XXVII
Ecole des laiigues orientales vivautes, te Parijs. Bibliothèque du Comité des Travaux historiques et des So-
ciétés savantes, te Parijs. Bibliothèque du Ministère de l'Agriculture, du Commerce et
des Travaux publics, te Parijs. Bibliothèque uationale, te Parijs. Muséum d'Histoire uaturelle, te Parijs. Musée Guimet, te Parys. Ministère de la Guerre, te Parijs.
de rinstruction publique, te Parijs.
Société de Biologie, te Parijs.
botauique de France, te Parijs.
mathématique de France, te Parijs.
académique Indo-Chinoise, te Parijs.
zoologique de France, te Parijs.
philomatique, te Parijs.
Journal d'Hygiène (Pietra Santa), te Parijs.
Académie nationale des Sciences, Belles-Lettres et Arts, te
Lyon. Société nationale d'Agriculture, d'Histoire naturelle et d'Arts utiles, te Lyon.
Linnéene, te Lyon.
Linnéenne de Normandie, te Caen.
Académie des Sciences, Arts et Belles-Lettres, te Caen.
nationale des Sciences, Inscriptions et Belles-Let- tres, te Toulouse.
de Législation, te Toulouse.
nationale des Sciences, Belles-Lettres et Arts, te
Bordeaux.
Société des Sciences physiques et naturelles, te Bordeaux. Faculté des Lettres, te Bordeaux.
Laboratoire de Zoölogie marine du Musée d'Histoire natu- relle, te Marseille. Académie des Sciences, Arts et Belles-Lettres, te Dyon.
des Sciences, Belles-Lettres et Arts, te Rouaan.
des Sciences et Lettres, te Montpellier,
XXVIII
Académie nationale de Savoie, te Obambéry.
de Stanislas (Société des Sciences, Lettres et Arts),
te Naucy.
Société des Sciences, te Nancy.
Académie d'Emulation, te Kamerrijk.
Société nationale des Sciences, d'Agriculture et des Arts, te Rijssel.
dunkerquoise pour TeDCOuragement des Sciences, des
Lettres et des Arts, te Duinkerken.
■ académique de St. Quentiu (Sciences, Arts, Belles- Lettres, Agriculture et Industrie), te St. Quentin.
nationale d'Agriculture, Sciences et Arts de l'Arron-
dissement de Valeuciennes.
agricole, scientifique et littéraire des Pyrénées orien-
tales, te Perpignau.
Fran9aise de Botanique, te Courrensan (Gers).
des Sciences naturelles, te Cherbourg.
des Antiquaires de Picardie, te Amiens.
_ de la Morinie, te St. Omer.
GKOOT-BHITTANNIË en IERLAND.
Royal Society, te Londen.
astronomical Society, te Londen.
medical aud chirurgical Society, te Londen.
geograpbical Society, te Londen.
microscopical Society, te Londen.
Zoological Society, te Londen.
Linnean Society, te Londen.
Hydrograpbical Office (Admiralty), te Londen.
East-India Compauy (India-office), te Londen.
Anthropological Institute, te Londen.
Clinical Society, te Londen.
Sanitary Institute of Great Britain, te Londen.
Publisbers of tbe medical Record, te Londen.
Royal Observatory, te Greeuwicb.
Cambridge pbilosopbical Society, te Cambridge.
XXIX
Literary and philosophical Society, te Manchester.
• and philosophical Society, te Liverpool.
Royal Society, te Edinburg.
physical Society, te Edinburg.
Observatory, te Edinburg.
College of Piiysicians, te Edinburg.
Botanical Society, te Edinburg. Philosophical Society, te Glasgow. Natural History Society, te Glasgow. Royal Dublin Society, te Dublin.
catbolic üniversity of Ireland, te Dubliu.
Irish Acaderny, te Dublin.
Geological Society, te Dublin.
OOSTENE IJ K.
Kaiserliche Akadeniie der Wissenschaften, te Weenen.
K. K. geologische ReichsaustaU, te Weenen.
K. K. geographische Gesellschaft, te Weenen.
Zoologisch-botanische Gesellschaft, te Weenen.
Anthropologische Gesellschaft, te Weenen.
Köüiglich-böhmische Gesellschaft der Wissenschaften, te Praag.
Böhmischer Mathematiker-Verein, te Praag.
Académie des Sciences de Hongrie, te Pesth.
Institut royal géologique de Hongrie, te Pesth.
Verein für vaterlaudische Naturkuude, te Presbursr.
Das tirolische Ferdinandeuiu, te Innsbrück.
Sociéte historique de Styrie, te Gratz.
Naturwissenschaftlicher Yerein für Steiermark, te Gratz.
Naturforschender Verein, te Brünu.
Societa Adriatica di Scienze naturali, te Triest.
Museo civico di Scienze naturali, te Triest.
Académie des Sciences, te Krakau,
DUITSCHLAND.
Königliche Akademie der Wissenschaften, te Berlijn. Gesellschaft naturforschender Freunde, te Berlijn. Kön. preuss. meteorologisches Institut, te Berlijn.
XXX
Köoigliche Sternwarte, te Kouiugsbergen. Physikaliscli-ökononiische Gesellschaft, te Koningsbergen. Naturforscheüde Gesellschaft, te Dantzig. Universiteit, te Greifswald.
Schlesische Gesellschaft für vaterlandische Kiiltur, te Breslau. Historische Gesellschaft für die Provinz Posen, te Posen. Oberlausitzische Gesellschaft der Wissenschaften, te Görlitz. Die Philomathie, te Neisse. Naturforschende Gesellschaft, te Halle. Naturwissenschaftlicher Verein für Sachsen and Thüriugen,
te Halle. K. K. Leopoldinisch-Carolinische deutsche Akademie der
Naturforscher, te Halle. Verein von Alterthumsfreunden im Rheinlande, te Bonn. Naturhistorischer Verein der preussischen Rheinlande and
Westphalens, te Bonn. Königliche Üniversitats-Bibliothek, te Bonn. Gesellschaft für uützliche Forschungeu, te Trier. Kieler Üniversitats-Bibliothek, te Kiel. Königliche Sternwarte, te Kiel.
Naturwissenschaftlicher Verein in Schleswig-Holstein, te Kiel. Verein für Naturwisseuschaft, te Brunswijk. Königliche Gesellschaft der Wissenschaften, te Göttingen. Naturforschender Gesellschaft, te Emden. Gesellschaft für bildende Kunst und vaterlandische Alter-
tümer, te Emden. Naturwissenschaftlicher Verein, te Osnabrück. Gesellschaft zur Beförderung der gesammten Naturwissen-
schaften, te Marburg. Verein für Naturkunde, te Fulda.
, te Cassel.
Wetterauische Gesellschaft für die gesammten Naturwissen-
sch aften, te Hanau. Verein für Naturkunde, te Wiesbaden. Verein für Nassau'sche Alterthumskunde und Geschichtsfor-
schung, te Wiesbaden.
XXXI
Seükenbergische Stiftung, te Frankfort a/M.
Verein für Erdkuude, te Dresdeu.
Köuiglich sachsische Gesellschaf't der WisseDSchaften, te Leipzig.
Fürstlich Jablonowskische Gesellschaft, te Leipzig.
Astronomische Gesellschaft, te Leipzig.
Medicinisch-naturwissenschaftliche Gesellschaft, te Jena.
Verein für Thüringische Geschichte und Alterthumskunde,
te Jena. Königliche Akadeuiie der Wissenschaften, te München. K. Hof- und Staatsbibliothek, te München. Physikalisch-mediciuische Gesellschaft, te Würzburg. Historischer Verein für ünterfiauken und Aschaffenburg, te
Würzburg. Naturhistorischer Verein, te Augsburg. Naturforschende Gesellschaft, te Bamberg. Zoologisch-mineralogischer Verein, te Regensburg. Botanischer Verein, te Landshut. Germanisches National-Museura, te Neurenberg. Pollichia, naturwissenschaftlicher Verein der Rheinpfalz, te
Dürkheim. Verein für vaterlandische Naturkunde, te Stuttgart. Bibliothèque royale, te Stuttgart.
Naturforschende Gesellschaft te Freiburg (im Breisgau). Naturhistorisch-medizinischer Verein, te Heidelberg, Grossberzogliche Sternwarte, te Karlsruhe. Oberhessische Gesellschaft für Natur- und ïïeilkunde, teGiessen. Oberhessischer Geschichts verein, te Giessen. Vereiu für Naturkunde, te Offenbach a/M. Verein der Freunde der Naturwissenschaften in Mecklenburg,
te Neubrandeuburg. Geographische Anstalt von Justus Perthes, te Gotha. Naturwissenschaftlicher Verein, te Hamburg. Verein für naturwissenschaftliche Unterhaltung, teHamburo". Naturforschender Verein, te Bremen. Kön. Universitats- und Landes-Bibliothek, te Straatsburg.
XXXII
L U X E M B U K G.
Institut voyal graiid-ducal, Section des Sciences naturelles
et mathématiques, te Luxemburg. Institut roy-sll grand-ducal, Section historique, te Luxemburg. Société de botanique du grand Duché de Luxembourg, te
Luxemburg.
ZWITSERLAND.
Société de Physique et d'Histoire naturelle, te Genéve.
belvétique des Sciences naturelles, te Bern.
bernoise pour les Sciences naturelles, te Bern.
vaudoise des Sciences naturelles, te Lausanne.
ITALIË.
Accademia reale dei Lincei, te Rome.
Societa italiana delle Scienze, te Rome.
Accademia delle Scienze delF Istituto di Bologna, te Bologna.
R. Istituto di Scienze, Lettere ed Arti, te Venetië.
Istituto lombardo di Scienze, Lettere ed Arti, te Milaan.
Accademia reale delle Scienze, te Turijn.
Lettere ed Arti, te Modena.
■, te Napels.
Zoölogisch Station, te Napels.
Societa di Scienze uaturali ed economicbe, te Palermo.
R. Biblioteca nazionale, te Florence.
R. Istitato di Studi superiori pratici e di Perfezionamento,
te Florence. Societa italiaua dMntropologia, te Florence. R. Accademia di Scienze, Lettere ed Arti, te Padua. Societa toscana di Scienze naturali, te Pisa. R. Scuola normale superiori, te Pisa. Accademia di Scienze, Lettere ed Arti, te Catania.
P O E T U G A L. Academia reale das Sciencias, te Lissabon.
XXXIII
SPANJE.
Rea Academia de Ciencias, te Madrid. Academia especial de Ingenieros, te Madrid.
ZWEDEN EN NOOEWEGEN.
Kongelige Veteoskabs-Akademie, te Stockholm. Institut royal géologique de la Suède, te Stockholm. Nautisk Meteorologiska Byran, te Stockholm. Nordiska Museet, te Stockholm. Societas Scieutiarum, te üpsala. Universitas Carolina, te Lund. Kongelige Frederiks Universitat, te Christiania. norske Videnskabs Selskab, te Drontheim.
DENEMAEKEN.
Kongelige danske Videnskabernes Selskab, te Kopenhagen. Société royale des Antiquaires du Nord, te Kopenhagen.
E U S L A N D.
Académie impériale des Sciences, te St. Petersburg.
Musée irapérial de l'Ermitage, te St. Petersburg.
Observatoire physique central, te St. Petersburg.
Commission impériale archéologique, te St. Petersburg.
Comité géologique, te St. Petersburg.
Société géographique de Russie, te St. Petersburg.
Jardin impérial botanique, te St. Petersburg.
Société impériale des Naturalistes, te Moskou,
Musée public, te Moskou.
Observatorium, te Pulkowa.
Societas Scientiarum feunica, te Helsiugfors.
pro fauna et flora fennica, te Helsiugfors.
Académie des Sciences, te Dorpat. Naturforscher-Gesellschaft, te Dorpat. Naturforschender Vereiu, te Riga.
Jaarboek 1889, C
XXXIV
K U M E N I Ë.
Academia romana, te Bucharest.
AZIË.
Asiatic Society of Bengal, te Calcutta.
Meteorological Office, te Calcutta.
Asiatic Society of Bengal, te Bombay.
Deutsche Gesellscbaft für Natur- und Völkerkunde Ost-
Asien's, te Tokio. Imperial üniversity of Japan, te Tokio.
A E R I K A.
Société khédiviale de Géograpbie, te Caïro.
AMERIKA.
American Academy of Arts and Sciences, te Boston en Cambridge, Massacbusetts.
Boston Society of natural ïïistory, te Boston.
Observatory of Harvard College, te Cambridge (Mass).
New-York Academy of Sciences, te New- York.
American Museum of natural History, te New-York.
State-Library of New-York, te Albany.
Adirondack Survey Office, te Albany.
Academy of natural Sciences, te Pbiladelpbia.
American philosophical Society, te Pbiladelpbia.
American Associatiou for tbe Advancement of Sciences, te Pbiladelpbia.
Waguer Free Institute of Sciences, te Pbiladelpbia.
2^ Geological Survey of Pennsylvania, te Pbiladelpbia.
Jobn's Hopkins Üniversity, te Baltimore.
Smitbsonian lustitution, te Washington.
Department of Agriculture of tbe U. S. of America, te Washington.
Bureau of Education, Department of tbe Interior, te Was- hington.
XXXV
U. S. uaval Observatory, te Washiugtou. Surgeon-GeneraFs Office Library, te Washington. Office U. S. geological Survey, te Washington. National Academy of Sciences, te Washington. American medical Association, te Washington.
Journal of Sciences and Arts, te Newhaven.
Connecticut Academy of Arts and Sciences, te Newhaven.
Academy of Science, te St. Louis (Missouri).
Elisha Mitchell scientific Society, te Chapel Hill (N. C.)
Elliott Society of Science and Art, te Charleston.
State University of lowa, te Des Moines.
Californiau Academy of natural Sciences, te San Francisco.
Office of the //James Lick Trust", te San Francisco.
Wisconsin-State agricultural Society, Madison.
Wisconsin Academy of Sciences, Arts and Letters, te Madison.
Royal Society of Canada, te Montreal.
Canadian Institute, te Toronto.
Geological and natural History Survey of Canada, te Sussex,
St. Ottowa. Central meteorological Observatory, te Mexico. Museo nacional, te Rio-Janeiro. Académie impériale de Médecine, te Rio-Janeiro, Observatoire impérial, te Rio-Janeiro. Sociedad cientifica Argentina, te Buenos Aires. Academia nacional de Ciencias, te Cordoba.
AUSTRALIË.
Public Library, te Melbourne. Linnean Society of New South Wales, te Sydney. Royal Society of New South Wales, te Sydney. New-Zealand Institute, te Wellington.
c*
REGLEMENT
VOOR DE
KONINKLIJKE AKADEMIE
VAN
WETENSCHAPPEN.
REGLEMENT
voor de koninklijke akademie van wetenschappen.
Art. 1.
Er is voor het gelieele Rijk eene Koninklijke Akademie van Wetenschappen, gevestigd te Amsterdam.
Art. 2.
De Akademie is bestemd tot :
a. een raadgevend ligchaam voor de Regering op het ge- bied der wetenschap ;
h. een middenpunt van zamenwerking voor de beoefenaars der wetenschap in Nederland en zijue Overzeesche Bezittingen ;
c. een baud van vereeniging tusschen de geleerden van Nederland en die van andere landen ;
d. eene inrigting ter bevordering van zoodanige weten- schappelijke onderzoekingen en ondernemingen, die slechts door zamenwerking van de beoefenaars der wetenschap en door ondersteuning der Regering kunnen tot stand gebragt worden.
Art. 3.
Ter bereiking van dit doel zal de Akademie :
a. verslag doen over zaken, waaromtrent de Regering haren raad zal inwinnen ;
6. voorstellen aan de Regering rigten betreffende belangen der wetenschap, en zich te dien einde, voor zoo veel noodig is, wenden tot de Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur ;
c. de pogingen van beoefenaars der wetenschap buiten de Akademie ondersteunen, wanneer deze bevonden worden daarop
XL
aanspraak te hebben en hun te dien einde gelegenheid geven hunne geschriften, werkzaamheden of voorstellen aan haar oordeel te onderwerpen ;
d. voor zoo veel bij de ontwikkeling der wetenschap daar- aan behoefte blijkt te bestaan, prijsvragen uitschrijven en de goedgekeurde antwoorden bekroonen en uitgeven ;
e. de uitgave van zoodanige belangrijke werken op zicli nemen, als anders voor den opbouw der wetenschap waar- schijnlijk zouden verloren gaan ;
ƒ. beraadslagen over de wetenschappelyke mededeelingen harer leden en de slotsommen daarvan openbaar maken ;
g. de geschriften, welke zij uitgeeft, aan gelijksoortige bui- tenlandsche instellingen toezenden, en pogen de werken, door deze in het licht gegeven, in ruiling daarvoor te bekomen ;
h, een e wetenschappelijke briefwisseling onderhouden met hare buitenlandsche leden en met hare in 's Rijks Overzeesche bezittingen gevestigde correspondenten.
Art. 4.
De Akademie bestaat uit twee Afdeelingen : eene voor de Wis- en Natuurkundige Wetenschappen, en eene voor de Taal-, Letter-, Geschiedkundige en Wijsgeerige Wetenschappen.
Art. 5.
Elke dezer Afdeelingen telt ten hoogsteu vijftig gewone of binnenlandsche Leden, twintig buitenlandsche Leden, en in de Overzeesche bezittingen des Ryks tien Correspondenten.
Aan gewone Leden der Akademie, die zich in het bui- tenland vestigen, wordt de titel verleend van Correspondee- rend Lid *).
*) De wijziging, in § 5 aangebracht, werd goedgekeurd bij Kon. Besluit van 23 Juni J889.
C. A. J. A. O.
XLI
Art. 6.
De Leden en Correspondenten zullen zooveel mogelijk alle vakken van wetenschap moeten vertegenwoordigen. Zij wor- den door de Afdeelingen benoemd.
De benoemingen worden aan den Minister van Binnenland- sche Zaken medegedeeld en door dezen aan de bekrachtiging des Konings onderworpen.
Art. 7.
Ter benoeming van nieuwe Leden en Correspondenten wordt, zoo er openstaande plaatsen zijn en de vervulling door de Afdeeling noodig wordt geoordeeld, jaarlijks in de maand April, in elke Afdeeling eene bijzondere vergadering gehouden op den dag vóór de na te melden vereenigde vergadering der Akademie. De keuze geschiedt uit eene vooraf opgemaakte lijst van candidaten, wier aanspraken op het lidmaatschap door de leden der Afdeeling overwogen worden.
De wijze van verkiezing wordt door het Reglement van Orde voor elke Afdeeling bepaald.
Art. 8.
Wanneer een gewoon lid den ouderdom van zeventig jaren heeft bereikt, wordt hij onder de rustende Leden opgenomen.
Op gronden, ter beoordeeling van de Afdeeling waartoe hij behoort, kan aan een gewoon Lid, dat dien ouderdom nog niet heeft bereikt, op zijn verzoek, de titel van rustend Lid worden toegekend.
De rustende Leden hebben de regten, zonder de verplig- tingen, der gewone Leden.
Hunne plaats kan door nieuwe benoeming worden aangevuld.
Art. 9.
Gewone Leden die, zonder wettige reden van verontschul- tliging, zich gedurende twee jaren geheel aan de werkzaam- heden der Akademie en de bijwoning der vergaderingen
XLTI
onttrekken, zullen gerekend worden afstand van hun lid- maatschap te hebben gedaan.
Art. 10.
Elke Afdeeling houdt eenmaal in de maand eene gewone vergadering, met uitzondering van de maanden Julij en Augus- tus. Ook kunnen buitengewone vergaderingen worden belegd.
De gewone vergaderingen worden in het openbaar gehouden. De tijd van hare opening en sluiting, benevens al wat tot de regeling der werkzaamheden behoort, wordt door het Regle- ment van Orde voorgeschreven.
De gewone Leden der Akademie hebben regt van zitting in alle gewone vergaderingen, doch zullen in de Afdeeling, tot welke zij niet behooren, alleen eene raadgevende stem kunnen uitbrengen.
Art. 11.
De Correspondenten, geroepen om door wetenschappelijke mededeelingen tot het doel der Akademie mede te werken, hebben, bij tijdelijk verblijf in het moederland, zitting in de Afdeeling, waartoe zij behooren, met eene raadgevende stem.
Art. 12.
De Akademie houdt jaarlijks in de maand April eene vereenigde vergadering der beide Afdeelingen, met gesloten deuren, waarin de volgende werkzaamheden plaats hebben:
a. Verslag van den staat en de werkzaamheden der Akademie.
h. Rekening en verantwoording over het afgeloopen jaar.
c. Raming der uitgaven voor het volgend jaar.
c?. Regeling van algemeene huishoudelijke belangen.
Art. 13.
De Akademie is geregtigd, op onbepaalde tijden, eene plechtige vereenigde vergadering in het openbaar te houden, "waarvan vooraf een programma wordt vastgesteld, en tot
XLIIT
welker bijwoning de Koning en de leden van het Konink- lijke Huis worden uitgenoodigd.
Art. 14.
Een nauwkeurig verslag van den staat en de werkzaam- heden der Akademie wordt jaarlijks aan den Koning en in afschrift aan den Minister van Biunenlandsche Zaken, aan- geboden. Dit verslag wordt volgens Art. 12 vooraf aan de goedkeuring der Akademie onderworpen.
Art. 15.
Elke Afdeeling bekleedt bij afwisseling om het andere jaar den voorrang. De overgang heeft plaats na den afloop der vereenigde zitting, in Art. 12 vermeld.
Art. 16.
De Voorzitter der Afdeeling, die tijdelyk den voorrang heeft, is Algemeene Voorzitter der Akademie en bestuurt hare vereenigde vergaderingen.
Art. 17.
Elke Afdeeling benoemt haren Voorzitter en Onder- Voor- zitter voor den tijd van één jaar, en haren Secretaris voor den t^d van vijf achtereenvolgende jaren ; allen zijn bij hunne aftreding herkiesbaar.
De Onder-Voorzitters en Secretarissen wonen te Amsterdam.
De wijze van verkiezing wordt door het Reglement van Orde geregeld.
De gedane keuzen worden aan den Minister van Biunen- landsche Zaken medegedeeld, en door dezen aan den Koning ter goedkeuring voorgedragen.
Art. 18.
De Voorzitters, Onder- Voorzitters en Secretarissen der beide Afdeelingen maken te zamen het Algemeen Bestuur der Akademie uit.
XLIV
Art. 19.
Het Algemeen Bestuur benoemt de beambten der Aka- demie en is belast met al wat tot de algemeene huishouding en de regeling der uitgaven behoort.
Het kan, zoo dikwijls het dit noodig acht, eene vereenigde vergadering der Akademie bijeenroepen.
Art. 20.
Een der beide Secretarissen is tevens, zoolang hij zijne betrekking bekleedt, Algemeene Secretaris der Akademie, en met de zorg voor hare boekerij en het beheer van hare geldmiddelen belast.
Hij wordt benoemd door de Akademie in de vereenigde vergadering der beide Afdeelingeu in de maand April.
Art. 21.
De betrekkingen van Voorzitter en Onder-Voorzitter zijn onbezoldigd.
Voor de Secretarissen wordt bij de jaarlijksche raming van de uitgaven der Akademie eene som van vijftienhon- derd gulden uitgetrokken, waarvan twee derde gedeelten, en alzoo duizend gulden, aan den Algeoieenen Secretaris worden toegelegd.
De gewone Leden, buiten Amsterdam wonende, hebben, zoo dikwerf zij ter vergadering komen, aanspraak op eene vergoeding van reis- en verblijfkosten.
Art. 22.
De Akademie is gemagtigd, aan de Regeering behoorlijk ontwikkelde en met reden omkleede voorstellen te doen, ten einde, boven haar jaarlijksche subsidie, tijdelijk te worden te gemoet gekomen voor een bepaald door haar aange- wezen doel.
XLV
Art. 23.
Elke Afdeeling stelt een Reglement van Orde vast, dat aan de goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken wordt onderworpen.
Behoort bij Koninklijk besluit van den 23sten Februari] 1855, NO. 1.
Mij bekend, De Minister van Birinenlandsche Zaken. VAN Keenkn.
XLVI REGLEMENT VAN ORDE
VOOK DE AFDEELING WIS- EN NATUURKUNDIGE WETENSCHAPPEN.
WERKZAAMHEDEN DER LEDEN.
§ 1.
De gewone vergaderingen der Afdeeling worden, met uit- zondering der maanden Julij en Augustus, gehouden op den laatsten Zaterdag: van elke maand.
"o
§ 2.
De leden der Afdeeling Taal-, Letter-, Geschiedkundige en Wijsgeerige Wetenschappen, de gewone vergaderingen der Afdeeling Wis- en Natuurkundige Wetenschappen bijwonen- de, hebben regt op vergoeding van reis- en verblijfkosten.
Elk lid der Akademie ontvangt ten minsten vier dagen vóór de gewone vergaderingen van elke Afdeeling, een brief van uitnoodiging, waarin zooveel mogelyk de onderwerpen worden vermeld, die behandeld zullen worden.
§3.
De gewone vergaderingen worden op het in den brief van beschrijving vermelde en door den Voorzitter bepaalde uur geopend, en uiterlijk te drie uur gesloten.
Mogt de vergadering verlenging van dezen termijn ver- langen, dan is de Voorzitter geregtigd haar toe te staan.
§ -i-
De werkzaamheden der gewone vergaderingen zijn : 1^. het doen van verslag over zaken, waaromtrent de Rege- ring den raad der Afdeeling mogt hebben ingewonnen ; 2^. beraadslagingen over voorstellen aan de Regering be- treö'ende de belangen der wetenschap ;
XL VII
3^. het aanhooren van en beraadslagen over mededeelingen en voorstellen betreffende onderwerpen van wetenschap.
Tot dit laatste doel wordt jaarlijks in de buitengewone vergadering van April een rooster vastgesteld van de spreek- beurten, zoo als die achtereenvolgens in de gewone verga- deringen der Afdeeling door de gewone leden zullen worden vervuld. Het ontwerp van den rooster wordt in den be- schrijvingsbrief tot de buitengewone vergadering van April aan de leden bekend gemaakt.
Yoor elke gewone vergadering worden ten minsten drie sprekers aangewezen.
Het staat elk lid vrij, ook buiten dergelijke aanwijzing, eene voordragt in de vergadering te houden. De tijd, voor elke spreekbeurt beschikbaar, is bepaald op een half uur.
De namen der sprekers worden in den beschrijvingsbrief en in de openlijke aankondiging der vergadering bekend gemaakt.
§ 5.
De Afdeeling geeft uit :
1^. Verhandelingen in 4^.
2^. Verslagen en Mededeelingen in 8^.
In de Verslagen en Mededeelingen worden opgenomen de Processen- Verhaal en zoodanige ingeleverde opstellen, die be- paald door den schrijver daartoe zijn aangewezen of waaraan de Afdeeling die bestemming wenscht te geven *).
§6.
De Leden hebben het regt hunne verhandelingen en mede- deelingen geplaatst te zien. Alleen in het geval, dat het Bestuur bezwaar maakt tegeo het opnemen in de Werken, kan, op zijn praeadvies, eene verhandeling of opstel van een Lid, by meerderheid van stemmen, in eene buitengewone vergadering worden afgewezen.
*) De wijzigiugeu, iu §§ 5, 6, 7, 8, 13, 16, eu 22 aangebracht, zijn goedgekeurd op den 13<ien Jan. ]879, den SOsten J^ni 1884 on den 9<ien December 1886 door den Minister van Binnenl. Zaken. C. A. J. A. O.
XLvni
§ 7.
Opstellen, hetzij voor de Verhandelingen in 4^. of voor de Verslagen en Mededeelingen^ aancjeboden door personen bui- ten de Akademie, worden in handen gesteld eener Commissie van ten minsten twee Leden, die, binnen eenen bij de be- noeming vastgestelden tijd, daarover verslag uitbrengt. Het indienen van het verslag, de deliberatiën en het besluit om- trent de aanneming, geschieden in den regel in qqxxq gewone vergadering ; bijaldien het oordeel der Commissie niet gunstig is, in eene buitengewone vergadering.
§ 8-
Elk Lid der Akademie ontvangt de Verhandelingen en de Verslagen en Mededeelingen dadelijk na hun verschijnen.
Laatstgenoemden worden in den boekhandel gebragt, en elke verhandeling wordt afzonderlijk verkrijgbaar gesteld.
De schrijvers hebben aanspraak op vijf-en-twintig afzon- derlijke exemplaren hunner verhandeling.
§ 9.
Zoo door eenig Departement van 's Lands Regering de voorlichting der Akademie verlangd wordt, benoemt de Voor- zitter eene Commissie, bestaande uit zooveel leden als hem wenschelijk zal voorkomen, ten einde daarop, binnen eenen bij de benoeming vastgestelden tijd, de Akademie te dienen van berigt, voorlichting en raad.
De Commissie wordt in den regel benoemd in eene gewone vergadering. In spoed eischende gevallen, alsook zoo daartoe andere redenen mogten bestaan, wordt de Commissie in eene buitengewone vergadering, of, door den Voorzitter, buiten den tijd der vergaderingen benoemd.
Het verslag der Commissie wordt in eene gewone verga- dering voorgedragen.
Indien er bezwaren bestaan tegen de behandeling in het openbaar, kan zulks ook in eene buitengewone vergadering geschieden.
XLIX
§ 10.
De Akademie verklaart zich niet over de waarde van eenioc
o
haar ter beoordeeling toegezonden boekwerk, tenzij daartoe door de Regering uitgenoodigd, of wanneer het boekwerk haar ter mededinging naar een en uitgeloofden prijs wordt toegezonden.
§ 11-
Zoo eenig Lid mogt verlangen dat eene bepaalde prijsvraag door de Akademie wierd uitgeschreven, is hij gehouden haar in de maand Januarij aan den Secretaris der Afdeeling schrif- telijk op te geven, die haar aan de Leden bekend maakt.
De beraadslaging daarover heeft plaats in de vergadering der maand Maart.
In geval van goedkeuring door de Afdeeling, wordt, na gehouden overleg met het algemeen Bestuur, voor zooveel de regeling der uitgaven betreft, in de algemeene vergadering kennis gegeven van de prijsuitschrijving der Afdeeling.
§ 12. Op onbepaalde tijden worden met gesloten deuren buiten- gewone vergaderingen gehouden, waartoe alleen de Leden der Afdeeling worden opgeroepen. De Voorzitter is gerechtigd, onmiddelijk vóór of na eene gewone vergadering, eene buitengewone te beleggen. Bijaldien eene buitengewone ver- gadering beschreven wordt, zullen de onderwerpen ter be- handeling in den beschrijvingsbrief worden vermeld.
§ 13.
Van de gewone en buitengewone vergaderingen wordt het proces-verbaal vóór hare sluiting in kort ontwerp gelezen en goedgekeurd ; daarna in zijne uitbreiding vastgesteld in eene volgende vergadering, en dat van de gewone vergadering zoo spoedig mogelijk uitgegeven.
De gedrukte processen-verbaal der buitengewone vergade- ringen worden alleen aan de Leden der Akademie, alsook aan de Departementen van 's Lands Regeering gezonden. Zij worden niet in den handel gebracht.
Jaarboek 1889. D
XLvni
§ V.
Opstellen, hetzij voor de Verhandelingen in 4^. of voor de Verslagen en Mededeelingen, aanpjeboden door personen bui- ten de Akademie, worden in handen gesteld eener Commissie van ten minsten twee Leden, die, binnen eenen bij de be- noeming vastgestelden tijd, daarover verslag uitbrengt. Het indienen van het verslag, de deliberatiën en het besluit om- trent de aanneming, geschieden in den regel in qqmq gewone vergadering ; bijaldien het oordeel der Commissie niet gunstig is, in eene buitengewone vergadering.
§ 8.
Elk Lid der Akademie ontvangt de Verhandelingen en de Verslagen en Mededeelijigen dadelijk na hun verschijnen.
Laatstgenoemden worden in den boekhandel gebragt, en elke verhandeling wordt afzonderlijk verkrijgbaar gesteld.
De schrijvers hebben aanspraak op vijf-en-twintig afzon- derlijke exemplaren hunner verhandeling.
Zoo door eenig Departement van 's Lands Regering de voorlichting der Akademie verlangd wordt, benoemt de Voor- zitter eene Commissie, bestaande uit zooveel leden als hem wenschelijk zal voorkomen, ten einde daarop, binnen eenen bij de benoeming vastgestelden tgd, de Akademie te dienen van berigt, voorlichting en raad.
De Commissie wordt in den regel benoemd in eene gewone vergadering. In spoed eischende gevallen, alsook zoo daartoe andere redenen mogten bestaan, wordt de Commissie in eene buitengewone vergadering, of, door den Voorzitter, buiten den tijd der vergaderingen benoemd.
Het verslag der Commissie wordt in eene gewone verga- dering voorgedragen.
Indien er bezwaren bestaan tegen de behandeling in het openbaar, kan zulks ook in eene buitengewone vergadering geschieden.
XLIX
§ 10.
De Akademie verklaart zich niet over de waarde van eenio- haar ter beoordeeling toegezonden boekwerk, tenzij daartoe door de Regering uitgenoodigd, of wanneer het boekw'erk haar ter mededinging naar eeuen uitgeloofden prijs wordt toegezonden.
§ 11-
Zoo eenig Lid mogt verlangen dat eene bepaalde prijsvraag door de Akademie wierd uitgeschreven, is hij gehouden haar in de maand Januarij aan den Secretaris der Afdeeling schrif- telijk op te geven, die haar aan de Leden bekend maakt.
De beraadslaging daarover heeft plaats in de vergadering der maand Maart.
In geval van goedkeuring door de Afdeeling, wordt, na gehouden overleg met het algemeen Bestuur, voor zooveel de regeling der uitgaven betreft, in de algemeene vergadering kennis gegeven van de prysuitschryving der Afdeeling.
§ 12.
Op onbepaalde tijden worden met gesloten deuren buiten- gewone vergaderingen gehouden, waartoe alleen de Leden der Afdeeling worden opgeroepen. De Voorzitter is gerechtigd, onmiddelijk vóór of na eene gewone vergadering, eene buitengewone te beleggen. Bijaldien eene buitengewone ver- gadering beschreven wordt, zullen de onderwerpen ter be- handeling in den beschrijvingsbrief worden vermeld.
§ 13.
Van de gewone en buitengewone vergaderingen wordt het proces-verbaal vóór hare sluiting in kort ontwerp gelezen en goedgekeurd ; daarna in zijne uitbreiding vastgesteld in eene volgende vergadering, en dat van de gewone vergadering zoo spoedig mogelijk uitgegeven.
De gedrukte processen-verbaal der buitengewone vergade- ringen worden alleen aan de Leden der Akademie, alsook aan de Departementen van 's Lands Regeering gezonden. Zij worden niet in den handel gebracht.
Jaarboek 1889. -D
L
§ 14.
Id alle gevallen van stemming geschiedt de beslissing bij volstrekte meerderheid.
Bij staking van stemmen beslist de stem van den Voorzitter.
Ter bepaling van de rangorde der stemming wordt tot grond- 'slag genomen de praesentie-lijst, op welke iedere naam een nummer heeft. Volgens het lot wordt in elke vergadering beslist, bij welk nummer de stemming zal aanvangen.
De Leden der Afdeeling voor de Taal-, Letter-, Geschied- kundige en Wijsgeerige Wetenschappen en de Correspondenten der Afdeeling voor de Wis- en Natuurkundige Wetenschap- pen, in eene gewone vergadering tegenwoordig, hebbeneene raadgevende stem.
§ 15.
Zoo de stemming de keuze van personen betreft, geschiedt zij met toegevouweu stembriefjes. Indien bij de eerste stem- ming geen volstrekte meerderheid verkregen is, heeft er eene tweede vrije stemming plaats.
Bij de derde stemming is men gebonden aan de twee per- sonen, die bij de tweede vrije stemming de meeste stemmen op zich vereenigd hebben. De volstrekte meerderheid beslist. By gelijkstaande stemmen beslist het lot.
§ 16.
Als voorbereiding tot de verkiezing van Leden en Corres- pondenten, wordt door den Secretaris in eene buitengewone vergadering, te houden in de maand Januarij, de staat der Akademie medegedeeld, waaruit blijkeu moet, hoe groot het aantal is der vacaturen voor gewoon Lid, voor buitenlandsch Lid en voor Correspondent, en in hoeverre, ter voldoening aan Art. 6 van het Organiek Reglement, de verschillende vakken van wetenschap in de Afdeeling zijn vertegenwoordigd. Op deze vergadering wordt aan ieder Lid gelegeaheid gege- ven de namen te noemen van hen, die naar zijn oordeel als candidaten in aanmerking zouden kunnen komen.
lu eene buitengewone vergadering, te houden in de maand
LI
Februari], wordt gelegeülieid gegeven tot het voorstellen en aanbevelen van candidaten. De aanbeveling geschiedt bij eene door één of meer gewone Leden onderteekende memorie, die voorgelezen en overgelegd wordt, om op het bureau der Akademie, tot de vergadering in de maand April, voor de gewone Leden ter inzage te blijven liggen.
In eene buitengewone vergadering, te houden in de maand Maart, worden de candidaten-lijsten opgemaakt. Op die lijsten : resp. voor gewone Leden, buitenlaudsche Leden en Corres- pondenten, worden de namen gebracht van hen, die, nadat de memories, indien de meerderheid zulks verlangt, opnieuw gelezen zijn en gelegenheid tot discussie gegeven is, bij ge- heime stemming, twee derden van de stemmen der aanwe- zige Leden op zich vereenigen.
In de daartoe volgens Art. 7 van het Organiek Reglement beschreven buitengewone vergadering in de maand April, worden uit de candidaten-lijsten met alphabetisch geordende namen, zonder verdere discussie, de Leden en Correspondenten gekozen, en wel één voor één — zoolang de lijsten niet zijn uitgeput, zoolang er vacaturen zijn en eene volstrekte meerder- heid der aanwezige Leden zich op één der candidaten vereenigt.
§ 17.
Zoo een Lid der Afdeeling eenig voorstel, de Akademie be- treffende, in de vereenigde vergadering van April ter beraad- slaging wenscht te brengen, is hij gehouden, het aan den Voor- zitter der Afdeeling zoo tijdig in te zenden, dat het in eene daartoe beschreven buitengewone vergadering, op den laatsten Zaterdag der maand Maart, ter beraadslaging zal kunnen wor- den gebragt. Na goedkeuring der Afdeeling, wordt het door den Voorzitter aan het Bestuur der Akademie medegedeeld en aan zijn oordeel, volgens § 4 der Algemeene Bepalingen, onderworpen.
§ 18.
In de buitengewone vergadering van den laatsten Zaterdag der maand Maart worden twee Leden benoemd, om, vereenigd
D*
Lil
met twee Leden der Letterkundio^e Afdeelin^, eeue commissie uit te maken, aan welke, volgens § 10 der Algemeene Be- palingen, de Rekening en Verantwoording van den Algemee- nen Secretaris ter beoordeelinj? wordt f^eoreveu.
VOOEZIÏTER EN ONDEE-VOOEZIÏTEE.
§ 19. De Voorzitter leidt de beraadslaging in de vergaderingen en handhaaft hare orde, volgens hetgeen daaromtrent in §§ 1, 3, 4, 9, 14, 15 en 16 is voorgesteld. In de orde der stemming brengt hij zijne stem het laatst uit.
§ 20.
De Voorzitter volgt bij de leiding der handelingen van de vergadering bij voorkeur de volgende orde :
1^. lezing van het proces-verbaal der voorgaande verga- dering, dat, na goedkeuring, door den Voorzitter en den Secretaris geteekend wordt ;
2^. kennisgeving van ingekomen stukken en boekwerken ;
3^. aanvragen van Regeringswege ;
4^. voorsteilen van leden ;
5^. mededeelingen van Correspondenten en aanvragen van personen, door geen titel aan de Akademie verbonden ;
6^. spreekbeurten en wetenschappelijke mededeelingen van ter vergadering aanwezige Leden ;
7^. laatste omvraag ;
8*^. lezing en goedkeuring van de korte aanteekeningen van het verhandelde.
§ 21.
Zoo de Voorzitter verhinderd wordt de leiding der verga- dering op zich te nemen, geeft hij daarvan kennis aan den On der- Voorzitter en aan den Secretaris.
De Onder-r Voorzitter vervangt bij ontstentenis den Voor- zitter en treedt in a) zijne regten en verpligtingen.
LTII
S E C^ R E T A II I S.
§ 22.
De Secretaris zorgt dat eene aankondiging van elke gewone vergadering ter plaatsing in de Nederlandsche Staats- Courant en in een der Amsterdamsche Nieuwsbladen, ter keuze van het Bestuur, tijdig worden opgezonden.
§ 23.
Hij is belast met de uitgave, de verzending en de bewaring van al hetgeen door de Afdeeling in het licht wordt gegeven.
§ 24.
Alle verslagen en brieven der Afdeeling worden door hem geteekend.
§ 25.
De Secretaris brengt al wat hij voor de Afdeeling ont- vangt ter kennisse van den Voorzitter.
§ 26.
De Secretaris geeft nimmer eenig stuk uit het archief der Afdeeling, zonder behoorlijk bewijs van ontvaugst. Dergelijke afgifte kaa alleen door Leden gevorderd worden.
§ 27.
De Secretaris zorgt dat, zoodra de boekwerken, welke door de Afdeeling uitgegeven worden, zijn afgedrukt, exemplaren daarvan den algemeenen Secretaris worden ter hand gesteld, volgens § 15.
Goedgekeurd,
De Minister van Binnenlandsche Zaken ^ 's Gravenhage, VAN REENEN.
den 6^^^° November 1855.
LIV REGLEMENT VAN ORDE
VOOR DE AFDEELING TAAL-, LETTER-, GESCHIEDKUNDIGE EN WIJSGEERIGE WETENSCHAPPEN.
WERKZAAMHEDEN DER LEDEN.
§ 1.
De gewone vergaderingen der Afdeeling worden, met uit- zondering der maanden Julij en Augustus, gehouden op den tweeden Maandag van elke maand.
§ 2.
De leden der Afdeelinoj voor de Wis- en Natuurkundioje Wetenschappen, de gewone vergaderingen der Afdeeling Taal-, Letter-, Geschiedkundige en Wijsgeerige Wetenschappen bijwo- nende, hebben regt op vergoeding van reis- en verblijfkosten.
Elk lid der Akademie ontvangt, ten minsten vier dagen vóór de gewone vergaderingen van elke Afdeeling, een brief van uitnoodiging, waarin zooveel mogelijk de onderwerpen worden vermeld, die behandeld zullen worden.
§3.
De gewone vergaderingen worden op het in den brief van beschrijving vermelde en door den Voorzitter bepaalde uur geopend en uiterlijk te drie uren gesloten.
Wanneer er na de gewone nog eene buitengewone verga- dering moet gehouden worden, zal de eerste een uur vroeger worden gesloten.
§ 4.
De werkzaamheden der vergaderingen zijn : 1°. het doen van verslag over zaken, waaromtrent de Rege- ring den raad der Afdeeling mogt hebben ingewonnen ;
LV
2^. beraadslaging over voorstellen aan de Regering, betref- fende de belangen der wetenschap ;
3^. het aanhooreu van en beraadslagen over mededeelingen en voorstellen, betreffende onderwerpen van wetenschap.
§ 5.
De Afdeeling geeft uit :
1^. Verhandelingen in 4^.
2^. Verslagen en Mededeelingen in 8^.
In deze laatsten worden opgenomen de processen- verbaal der gewone vergaderingen, en zoodanige stukken, als, hetzij door Leden der Akademie, hetzij door personen niet aan de Akademie verbonden, daartoe met goedkeuring der vergadering aangewezen worden.
§ 6.
Stukken, bestemd voor de Verhandelingen^ worden in handen gesteld eener commissie van ten minste twee Leden, die binnen eeneu vastgestelden tijd verslag uitbrengt. Het uitbrengen van het verslag, de beraadslaging en het besluit omtrent de aan- neming, geschieden in eene gewone vergadering. Op advies van den Voorzitter en Secretaris, kan zulks ook in eene buitengewone vergadering plaats hebben.
§ 7.
Stukken, bestemd voor de Verslagen en Mededeelingen^ wox- den in handen gesteld eener commissie van redactie, benoemd in de buitengewone vergadering der maand April, en bestaande behalve uit den Secretaris, ambtshalve lid der commissie, uit vier leden, waarvan elk jaar twee aftreden, welke echter terstond weder verkiesbaar zijn. Zij is tot de plaatsing der stukken in de Verslagen en Mededeelingen bevoegd. Mogt zij daarin eenig bezwaar vinden, dan geeft zij daarvan in eene buitengewone vergadering berigt, en wordt aan de leden de beslissing overgelaten.
LVI
Elk lid der Akademie ontvangt een afdruk van al wat door de Afdeeling wordt in het licht gezonden.
Zoo van wege eenig Departement van Algemeen Bestuur de voorlichting der Afdeeling verlangd wordt, benoemt de Voorzitter eeue commissie, bestaande uit zooveel leden als hem wenschelijk zal voorkomen, ten einde daarop, binnen een bij de benoeming vastgestelden tijd, de Afdeeling te dienen van berigt, voorlichting en raad.
Het verslag der commissie wordt in eene gewone verga- dering voorgedragen.
Indien er bezwaren bestaan tegen de behandeling in het openbaar, kan zulks ook in eene buitengewone vergadering geschieden.
§ 10.
De Akademie verklaart zich niet over de waarde van eenig haar ter beoordeeling toegezonden boekwerk, tenzij daartoe door de Regering uitgenoodigd, of wanneer het boekwerk haar ter mededinging naa-r een uitgeloofden prijs wordt toegezonden.
§ 11-
Zoo eenig lid mogt verlangen dat eene bepaalde prysvraag door de Akademie werd uitgeschreven, is hij gehouden haar in de maand Januarij aan den Secretaris der Afdeeling schriftelijk op te geven, die haar aan de Leden bekend maakt.
De beraadslaging daarover heeft plaats in de vergadering der maand Maart.
In geval van goedkeuring door de Afdeeling, wordt, na gehouden overleg met het algemeen Bestuur, voor zooveel de regeling der uitgaven betreft, in de algemeene vergadering kennis gegeven van de prijsuitschrijving der Afdeeling.
§ 12. Op onbepaalde tijden worden met gesloteu dearen buiten-
L7II
gewone vergaderingen gehouden, waartoe alleen de Leden der Afdeeling worden opgeroepen. De Voorzitter is gerechtigd, onmiddelijk vóór of na eeue gewone vergadering, eene bui- tengewone te beleggen. Bijaldien eene buitengewone verga- dering beschreven wordt, zullen de onderwerpen ter behan- deling in den beschrijvingsbrief worden vermeld.
§ 13.
Alle voorstellen, welke niet slechts de orde van behande- ling of de huishoudelijke aangelegenheden betreffen, worden schriftelijk aan den Voorzitter ter hand gesteld.
§ 14.
Van de gewone en buitengewone vergaderingen wordt het proces-verbaal vóór hare sluiting in kort ontwerp gelezen en goedgekeurd, daarna in zijne uitbreiding vastgesteld in eene volgende vergadering, en dat van de gewone vergaderingen zoo spoedig mogelijk in de Verslagen en Mededeelingen uit- gegeven.
De processen-verbaal der buitengewone vergaderingen wor- den, wanneer tot het drukken daarvan besloten wordt, alleen aan de Leden der Akademie, alsook aan de Departementen van Algemeen Bestuur in druk medegedeeld.
§ 15.
In alle gevallen van stemming geschiedt de beslissing bij volstrekte meerderheid.
Bij staking van stemmen beslist de stem van deu Voorzitter.
Ter bepaling van de rangorde der stemaiing wordt tot grondslag genomen de praesentie-lijst, op welke iedere naam eeu nummer heeft. Volgens het lot wordt in elke vergade- ring beslist, by welk nummer de stemming zal aanvangen.
De Leden der Afdeeling voor de Wis- en Natuurkundige Wetenschappen en de Correspondenten der AfdeeUug voor de Taal-, Letter-, Geschiedkundige en Wijsgeerige Weten- schappen, in eene gewone vergadering tegenwoordig, hebben eene raadgevende stem.
LVIII
§ 16. Zoo de stemming de keuze van personen betreft, geschiedt zij met toegevouwen stembriefjes. Indien bij eene eerste stem- ming geen volstrekte meerderheid verkregen is, heeft er eene tweede vrije stemming plaats. Bij de derde stemming is men gebonden aan de twee personen, die bij de tweede vrije stemming de meeste stemmen op zich vereenigd hebben. De volstrekte meerderheid beslist. Bij gelijkstaande stemmen beslist het lot.
§ 17.
Tot de verkiezing van Leden wordt, in eene daartoe beschre- ven buitengewone vergadering der maand Maart, beslist over de vraag, of eene openstaande plaats zal worden vervuld.
Daarna wordt eene lijst opgemaakt van candidaten, die ten minsten een derde der aanwezige stemmen op zich vereenigd heb- beu, en wier aanspraken op het lidmaatschap door de Leden der Afdeeling overwogen worden. Uit deze lijst geschiedt de keuze, bij volstrekte meerderheid van stemmeu, in eene daartoe be- schreven buitengewone vergadering in de maand April.
§ 18.
Zoo een Lid der Afdeeling eenig voorstel, de Akademie be- treffende, in de vereenigde vergadering van April ter beraad- slaging wenscht te brengen, is hij gehouden, het aan den Voor- zitter der Afdeeling tijdig in te zenden, zoodat het in eene daartoe beschreven buitengewone vergadering, op den tweeden Maandag der maand Maart, ter beraadslaging zal kunnen wor- den gebragt. Na goedkeuring der Afdeeling, wordt het door den Voorzitter aan het Bestuur der Akademie medegedeeld en aan zyn oordeel, volgens § 4 der Algemeene Bepalingen, onderworpen.
In de buitengewone vergadering van den tweeden Maandag der maand Maart worden twee leden benoemd, om, vereenigd met twee leden der Natuurkundige Afdeeling, eene commissie uit te maken, aan welke, volgens § 10 der Algemeene Be- palingen, de Rekening en Verantwoording van den algemee- nen Secretaris ter beoordeeling wordt gegeven.
LIX
VOOEZITÏEE EN ONDEE-YOOEZIÏTER. § 19.
De Voorzitter leidt de beraadslagingea in de vergaderingen en handhaaft hare orde, volgens hetgeen daaromtrent in §§ 1, 3, 4, 9, 14, 15 en 16 is vastgesteld. In de orde der stemming brengt hij zijne stem het laatste uit.
§ 20.
De Voorzitter volgt bij de leiding van de handelingen der vergadering bij vooi'keur de volgende orde :
1^. lezing van het proces-verbaal der voorgaande verga- dering, dat, na goedkeuring, door den Voorzitter en den Secretaris geteekend wordt ;
2^. kennisgeving van ingekomen stukken en boekwerken ;
3^. aanvragen van Kegeringswege ;
4^. voorstellen van Leden ;
5^. mededeelingen van Correspondenten en aanvragen van personen, door geen titel aan de Akademie verbonden ;
6^. wetenschappelijke mededeelingen van ter vergadering aanwezige Leden ;
7^. laatste omvraag;
8^. lezing en goedkeuring van de korte aanteekeningen van het verhandelde.
§ 21.
Zoo de Voorzitter verhinderd wordt de leiding der vergade- ring op zich te nemen, geeft hij daarvan kennis aau den Onder- Voorzitter en aan den Secretaris.
De Onder- Voorzitter vervangt bij ontstentenis den Voor- zitter, en treedt in ai zijne regten en verpligtingen.
LX
S E C R E T A E I S.
§ 22.
De Secretaris zorgt dat eene aankondiging van elke gewone vergadering ter plaatsing in de Nederlandsche Staats- Courant en in een der Amsterdamsclie Nieuwsbladen, ter keuze van het Bestuur, tijdig worde opgezonden. *)
§ 23.
H^ is belast met de uitgave, de verzending en de be- waring van al hetgeen door de Afdeeling in het licht wordt gegeven.
§ 24. Alle verslagen en brieven der Afdeeling worden door hem geteekend.
§ 25. De Secretaris breugt al wat hij voor de Afdeeling ontvangt ter kenuisse van den Voorzitter.
§ 26. De Secretaris geeft nimmer eenig stuk uit het archief der Afdeeling, zouder behoorlijk bewijs van ontvangst. Dergelijke afgifte kan alleen door Leden gevorderd worden.
§ 27. De Secretaris zorgt dat, zoodra de boekwerken, welke door de Afdeeling uitgegeven worden, zijn afgedrukt, exemplaren daarvan den algemeenen Secretaris worden ter hand gesteld, ter verzending volgens § 15 der Algemeene Bepalingen.
Goedgekeurd, De Minister van Binnenlandsche Zaken. 'sGravenhage, VAN REENEN.
den ö^^ea JSfovember 1855.
*) De wijziging, iu § 22 aangebracht, is goedgekem-cl den 9den December 1886 door den Minister van Binnenl. Zaken. C. A. J. A. O.
LXI
ALGEMEENE BEPALINGEN.
BESTUUE DEE AKADEMIE.
§ 1.
De tydelijke algeraeene Voorzitter en Secretaris maken Let Bureau van het Bestuur uit.
§ 2.
Het Bestuur beheert de algeraeene liuishoudelijke belangen der Akademie, eu doet, voor zoo verre noodig, de gevorderde voorstellen daartoe aan 's Lands Eegering.
§ 3.
De raming der uitgaven voor het volgend jaar wordt in de eerste loeek van de maand April door den algemeenen Secretaris aan het oordeel vaii het Bestuur onderworpen en, na goedkeuring, gebragt in de vereeuigde vergadering der beide Afdeeliugen, volgens art. 12 van het Organiek Regle- ment te houden in de maand April.
§ 4.
Telken jare, in de eerste week der maand April, beraad- slaagt het Bestuur over de punten van beschrijving der vereenigde vergaderiug van de beide Afdeelingen, te houden in de maand Apiil, en beoordeelt de voorstellen, welke daartoe van de Afdeeling zijn ingekomen.
§ 5.
Zoo het bijeenroepen eener buitengewone vereeuigde ver- gadering noodig wordt geacht, bepaalt het Bestuur daartoe de punten van ])eschrijving.
LXII
§ 6.
Zoo een Lid der Akademie den aankoop van een of meer- dere boekwerken verlangt, zal hij daartoe het voorstel doen in de Afdeeling waartoe hij behoort. Zoo de Afdeeliug den aankoop wenschelijk acht, doet zij het voorstel daartoe aan het Bestuur, dat de uitvoerbaarheid van den aankoop, in verband met den staat der kas van de Akademie, beoor- deelt, en daarop besluit.
VEEEENIGDE YERGADEEING VAN DE BEIDE AFDEELINGEN DER AKADEMIE.
§ 7.
De Leden der Akademie worden ten minsten acht dagen te voren opgeroepen tot de vereenigde vergadering, volgens art. 12 van het Organiek Reglement te houden in de maand Ai)ril.
De beschrijvings brief' wordt geteekend door den algemeenen Secretaris.
De onderwerpen ter behandeling, vastgesteld in de ver- gadering van het Bestuur, worden in den beschrijvingsbrief vermeld.
§ 8.
Na de vereenigde zitting van April, wordt van de afwisse- ling van den voorrang kennis gegeven aan den Minister van Binnenlandsche Zaken.
§ 9. In de vereenigde vergadering voornoemd, wordt het verslag van den staat en de werkzaamheden der Akademie voorge- dragen door den algemeenen Secretaris. Na goedkeuring door haar, wordt het den Koning aangeboden, en in afschrift aan den Minister van Binnenlandsche Zaken medegedeeld.
§ 10. De algemeene Secretaris zorgt dat de Rekening en Verant-
Lxni
woorcling over het afgeloopen jaar gereed zij vóór den 15'len April. Elke Afdeeliiig benoemt in de buitengewone vergade- ringen der maand Maart twee Leden, welke eene commissie tot onderzoek van de Rekening en Verantwoording uitmaken. De namen dier Leden worden door de Secretarissen der Af- deelingen aan den algemeenen Secretaris bekend gemaakt. De algemeeue Secretaris zorgt dat aan het oudste Lid der com- missie uit de voorzittende Afdeeling, de Rekening en Verant- woording met hare Bescheiden en Memorie van Toelichting tijdig worden ter hand gesteld.
De Commissie brengt haar verslag uit in de vereenigde vergadering der maand April. In geval van goedkeuring, wordt de Rekening en Verantwoording door den algemeenen Voorzitter geteekend en, in afschrift, medegedeeld aan den Minister van Binnenlandsche Zaken. Zij wordt opgenomen in het proces-verbaal der vereenigde vergadering.
ALGEMEENE SECEETAEIS. § 11.
De algemeeue Secretaris brengt de besluiten ten uitvoer der vereenigde vergadering van de Akademie en van haar Bestuur. Hij teekent de van haar uitpraaude brieven en zoro-t dat het proces-verbaal vau haar, na goedkeuring door het Bestuur der Akademie, gedrukt aan hare Leden en Corres- pondenten, als ook aan de Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur, verzonden worden.
§ 12.
De algemeeue Secretaris is belast met de zor»- voor de boekerij der Akademie. Hij doet de aankoopen, waartoe in de vergaderingen vau het Bestuur besloten wordt, draagt zorg voor de completeering der in de boekerij voorhanden boek- werken, alsook voor het inbinden daarvan, voor zoo verre zulks gevorderd wordt. Hij zorgt voor de vervaardiging en
LXIV
het in druk uitgeven van eenen Catalogus der boekerij, laat dezen behoorlijk bijschrijven, en geeft elke maand in de Verslagen en Medcdeelinge7i der Afdeeling, waarvan hij de Secretaris is, eene volledige lijst uit van de ten geschenke ontvangen en aangekochte boekwerken, met hanne inhouds- opgave. Hij stelt aan het Bestuur de maatregelen voor, ge- vorderd tot bewaring en uitbreiding der boekerij.
§ 13.
De Leden der Akademie hebben het regt om boeken uit de boekerij der Akademie ten gebruike te ontvangen, onder voorwaarde dat daarvoor een behoorlijk bewijs van ontvangst worde verleend ; dat geen boekwerk langer dan gedurende drie maanden buiten de boekerij blijve en, in geval van beschadiging, de aangebrachte schade door den gebruiker ver- goed worde.
Eenige kostbare plaatwerken in groot formaat, waarvan, eene lijst, opgemaakt door den algemeenen Secretaris en goedgekeurd door het Bestuur, in de Boekerij ter visie be- hoort te liggen, zullen alleen op magtigiag van het Bestuur aan de Leden ten gebruike worden gegeven.
De algemeene Secretaris is gemagtigd om, onder gelijke voorwaarde, boeken ten gebruike te geven aan personen, door geen titel aan de Akademie verbonden, mits dat hun bewijs van ontvangst ook door een Lid der Akademie getee- kend worde.
Van de ten gebraike gegeven boekwerken wordt een re- gister door den algemeenen Secretaris gehouden. De bewijzen van ontvangst worden zorgvuldig door hem op het bureau der Akademie bewaard.
§ 14.
In de vereenigde vergadering van de maand April brengt de algemeene Secretaris verslag uit over den staat der boe- kerij, en doet hij de voorstellen, welke tot hare bewaring en uitbreiding aan het Bestuur geschikt zijn voorgekomen.
LXV § 15.
De algemeene Secretaris zorgt dat er een inventaris zij der bezittingen van de Akademie, en bewaart deze op de wijze , welke aan het Bestuur doeltreffend voorkomt. Hij heeft het archief en het magazijn der Akademie onder zijn beheer, en zorgt voor de verzending van de door de beide Afdeelingen der Akademie uitgegeven werken aan den Koning, de Prinsen van het Vorstelijk Huis, de Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur, de Leden en Correspondenten der Aka- demie en de Binnen- en Buitenlandsche Genootschappen, waarmede de Akademie in verbinding is.
Hiervan wordt eene lijst van expeditie door hem bewaard.
Hij zorgt dat de exemplaren, waarover de Akademie de beschikking heeft, behoorlijk bewaard en in een magazyn- boek verantwoord worden.
§ 16.
De algemeene Secretaris ontvangt de toelage, welke van 's Kijkswege aan de Akademie wordt verstrekt, alsook de overige baten der Akademie. Hij beheert deze gelden, doet daaruit de noodige betalingen, en verantwoordt ze op de wyze, in §§ 3 en 10 der Algemeene Bepalingen omschreven.
BERIGT OMTRENT WIJZIGINGEN IN DE ALGEMEENE BE- PALINGEN VAN DE REGLEMENTEN VAN ORDE.
Door het Bestuur der Akademie zijn veranderingen ge- maakt in §§ 3 en 10 der Algemeene Bepalingen, met wier strekking zich 's Lands Regering heeft vereenigd. Deze strek- king nu is: dat, naar aanleiding ook van den wensch, uit- gedrukt in de vereenigde zitting van 24 April 1858, betere regelmaat worde gebracht in het vaststellen der begrooting. Ten einde daartoe te geraken, heeft het Bestuur der Aka-
Jaarboek 1889. E
LXVI
demie aan den Minister van Binnenlandsche Zaken vergun- ning gevraagd en van zijne Excell. verkregen, ora alinea 6 en c van Art. 12 Org. Regl. aldus te lezen, dat onder afgeloopen en volgend jaar het Akademie- en niet het bur- gerlijk jaar worde verstaan. Hieruit zijn de volgende bepa- lingen voortgevloeid :
1^. Sluiting der rekening van de Akademie telken jare vóór ultimo Maart.
2^. Sluiting der afrekening voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten telken jare op den laatsten Zaterdag der maand December en uitbetaling daarvan vóór of op den laatsten Zaterdag der volgende maand Februari].
Om zulks mogelijk te maken, is het noodig dat in de algemeene bepalingen § 3 en § 10 worden gelezen, gelijk zij uu in dit Jaarboek op blz. LX en LXII gesteld zijn.
LXVII
BRIEF VAN HET BESTUUR DER KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN AAN DE LEDEN DERZELFDE AKADEMIE.
Het Bestuur der Koninklijke Akademie vau Wetenschappen heeft de eer ter kennisse zijner medeleden te brengen, dat het, na nauwgezette overweging, bezwaar moet maken, na het in werking treden vau de wet tot regeling van het auteurs- recht, op 1 Jau. 1883, dat recht voor de werken der Aka- demie aan te vragen.
De leden der Kou. Akademie van Wetenschappen, welke zich dat recht voor hunne verhandelingen of bijdragen voort- aan wenschen verzekerd te zien, zouden zich dienaangaande met den uitgever der Akademie, deu Heer Joh. Müller alhier, kunnen verstaan, en de kosten, aan de verkrijging van het auteursrecht verbonden, zelven behooren te dragen.
NAMENS HET BESTUUR DER KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN :
C. A. J. A. OUDEMANS,
A Iger/i. Secretaris.
E*
LXVIII
VRIJDOM YAN BRIEFPORT.
Ten opzichte van het genot van vrijdom van brief port^ is het noodzakelijk^ H.H. Leden der Akademie op de volgende bepalingen der Postwet te wijzen:
§ 49. (al. 3). De brieven en verdere stukken ^ icaar- voor vrijstelling is toegestaan^ kunne^i^ 7iaar verkiezing der afzenders., onder gesloten omslagen of onder kruis- band tvorden verzonden.
Voor de verzending van kaarten, teekeningen en der- gelijke., is het bezigen van bordeel., kokers en rolle?i toe- gelaten.
§ 51. (al. 1). De portvrije brieve7i moeten door de afzenders op het adres ivorden gewaarmerkt ?net hunne eigenhandige naamteekening ., onder vermelding der ambts- betrekking, waarin aanspraak op vrijstelling ivordt ge- maakt.
(al. 3). De waarmerking van brieven., afkomstig van collegiën of commissiën., geschiedt door den voorzitter., of wel door den secretaris of griffier.
LXIX
PROGRAMMA certaminis poetici ab academia regia
DISCIPLINARUM NEDERLANDICA EX LEGATO HOEUFFTIANO INDICTI.
De noveni carminibus ante Kalendas lanuarias ad uovis- simum certamen oblatis in conventu Academia a. d. V. Idus Martias liabito sic decretum est :
Hymnus S. Wülebrordo, Hollandiae evangelico apostolo et Hymnus SS. Willehrordo et Bonifacio evangelicis nunciis., quum non attingant numerum versuum legitiinum, sepositi sunt.
Quae inscribuntur Coena idtima Regis, Pater Jilio collegii pertaeso. Epistola, Ars in labore non ita elaborata sunt, ut laudari possini.
Festwn saeculare debortatur gentes, ne Lutetiam confluant ad celebraudam rerum conversionem ante saeculum factam. Scriptum est terso sermone versibusque caneris, sed argu- menti gravitati parum respondet.
Multae partes laudandae sunt carminis, quod inscribitur Columbae, sed in versibus ciocc tot iuveniuntur versus obscuri et errores, ut nova recensione opus esset, antequam libenter legi posset.
Ab omni fere labe immunis est Servi Eliezer ad Abraham epistola, quae prodit ingenium poetae excellens et sermonis scientiam non vulgarem. Sed, quum praeter formam car- minis nibil attulerit quam paraphrasin narrationis, quae continetur capite XXIIII libri Geneseos, ne huius quidem carminis auctor praemio dignus est visus. Honorificam men- tioaem si non aspernabitur, obtinebit.
LXX
Non minus laudari debet, qui misit carmen elegiacum cum Loc iudice: Adam humani generis peremptor^ Christus vero eiusdem redemptor. Commendatur enim suis virtutibus^, sed reperiuutur in eo quae correcta velis, nee plane respon- det argumenti maiestati. Itaque huic quoque poetae hono- rifica mentio decernitur.
De Adamo et Cbristo cecinit Andreas Sterza Parmensis.
Peteus Esseiva Friburgensis Helvetius se professus est poetam Epistolae Eliezeri ad Abraham.
Ad novum certamen cives et exteri invitantur bis legibus, ut carmina latina neque ex alio sermone translata neque L versibus breviora, nitide et ignota iudicibus manu scripta, sumptu suo anto Kalendas lanuarias anni proximi mittant loANNi CoEN. Ger. Boot, Ordini litterario Academiae ab actis, munita sententia, quae etiam inscribenda est scidulae obsignatae, quae nomen et patriam poetae indicabit.
Praemium victoris erit nummus aureus CCC florenorum. Carmen praemio ornatum, quaeve secundo honore digna existimabuntur, quando eorum poetae scidulae aperiendae veniam dabunt, sumptibus ex legato faciundis typis descri- bentur.
Exitus certaminis in conventu Ordinis mense Martio pronunciabitur ; quo facto scidulae carminibus reiectis addi- tae comburentur.
Amstelodaml C. G. OPZOOMER,
Non. April. a. cioioccclxxxix. O r d. 1 i t. P r a e s e s.
PROCES-VERBAAL
VAN DE
Vereeniiie Verptoi fter liei^e Affteelinpn
VAN DE
KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN.
INLEIDING.
Tot de Vereeuigde Vergadering van beide Afdeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, gevestigd te Amsterdam, waren de Leden met den volgeuden brief op- geroepen :
Amsterdam, den 21sten April 1889.
Ik heb de eer U te noodigen op Zaterdag den 2 7^*^» April e. k., des voormiddags te 11^/2 tire, tot eeue Vereeuigde Vergadering van de beide Afdeelingen der Koninklijke Aka- demie van Wetenschappen, voorgeschreven bij Art. 12 van het Organiek Reglement.
C. A. J. A. OÜDEMANS,
Algemeene Secretaris.
ONDERWERPEN VAN BEHAN DELING.
P. Ontwerp- Verslag van den staat en de werkzaamheden der Akademie in het afgeloopen Akademiejaar.
2^. Rapport van de Heeren Tiele, Cohnelissen, Beije- EiNCK en Pekelharing omtrent de Rekening eu Ver- antwoording van den Algemeeneu Secretaris over het afgeloopen Akademiejaar (1888 — 1889).
LXXIV
3^. Raming der Ontvaügsten eu Uitgaven over 1889 — 1890.
4^. Verslag aangaande de Boekerij en het Munt- en Penningkabinet.
5^. Deliberatie over het instellen van een nieuwen titel voor leden der Akademie , die zich in het buitenland vestigen.
6^. Keuze van een Algemeenen Secretaris.
7^. Verwisseling van den voorrang der Afdeelingen.
PEOCES-VEEBAAL
VAN DE
Vereeiiiide VerpfleriiiE der kiie AMeelinpi
VAN DE
KONINKLIJKE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN
GEHOUDEN DEN 2 7 sten APRIL 1889, DES VOORMIDDAGS TE 11^/3 UREN.
Algemeene Voorzitter . . s. a. naber. Algemeene Secretaris ..ca. j. a. oudemans.
Tegemooordig de Heeren: J. p. n. land, a. kuenen,
J. J. CORNELISSEN, J. DE LOUTER, P. D. CHANTEPIB DE LA SAUS- SAYE, J. D. VAN DER WAALS, N. BEETS, C. P. TIELE, J. P. SIX, P. M. BRUTEL DE LA RIVIÈRE, S. HOEKSTRA BZN., T. PLACE, J. BOOT, J. VERDAM, J. ZEEMAN, D. BIERENS DE HAAN, H. KERN, W. H. VAN DE SANDE BAKHÜYZEN en J. C. KAPTEIJN.
LXXVI
De Voorzitter opent de Vergadering,
I.
De Alg-emeene Secretaris leest het door hem ontwor- pen Verslag van den staat en de werkzaamheden der Akademie, hetwelk aldus luidt:
SIRE!
Naar het voorschrift, vervat in Art. 12 van haar Reglement, heeft de Koninklijke Akademie van Wetenschappen opnieuw de eer, Uwe Majesteit het Verslag over hare werkzaamheden in het afgeloopen Akademiejaar aan te bieden.
De Afdeeling voor Wis- en Natuurkundige Wetenschappen had de eer den Minister van Waterstaat, Handel- en Nijver- heid en dien van Binnenlandsche Zaken elk éénmaal te dienen van advies.
Z. E. de Minister van Waterstaat, Handel- en Nyverheid stelde de Afdeeling, by een schrijven van 1 Sept. 1888, in kennis met een adres van den Heer Dobbe te 's Graveuhage, doelend op eene door hem bereide olie ter wering van wormen en insecten uit hout en andere stoffen, en nam deze gelegenheid te baat om naar den stand van het Limnoria-onderzoek te vragen. Daar 's Ministers schrijven, terstond nadat het out- vangen was, aan den Voorzitter der Limnoria-Commissie was toegezonden, kon het aan Z. E. te geven antwoord in dezelfde vergadering worden vastgesteld, waarin de brief werd voor- gelezen. De Afdeeling besloot, den Minister mee te deelen (V. M. N. 3, V, 264), dat de Commissie onafgebroken voort- gaat met hare werkzaamheden, maar dat deze veelomvattend
LXXVII
zijn en in geen geval tot betrouwbare uitkomsten kunnen voeren, indien niet over veel tijd beschikt kan worden. Liever dan telkens kleinere mededeelingen over achtereenvolgende stappen te doen, wenschte de Commissie een eindrapport aan te bieden, waarin de geheele aangelegenheid op uitgebreide schaal behandeld zal worden, zij het dat zulk een eindrapport niet dan na het verstrijken van nog eenige jaren kan worden te gemoet gezien. In verband met deze opvatting, diende er op gewezen te worden, dat gaande weg gebleken was, dat de taak der Commissie niet te zoeken was in het afweren van een dreigend gevaar, maar wel in het zoeken naar ver- zachting voor eene kwaal, die, ook bij ons te lande, reeds geruimen tijd schade aan de zeeweringen berokkend had. De mededeeling van den Heer Dobbe zou, bij het nemen van proeven, ter harte worden genomen.
De Minister van Binnenlandsche Zaken wendde zich bij missive van 28 Nov. 1888 tot de Afdeeling, om haar een onderzoek op te dragen naar de plaatsing van bliksemafleiders op de Abdij te Middelburg. De Heeren Bosscha, van der Waals en Louentz, door den Voorzitter aangewezen om de Afdeeliug in deze voor te lichten, kweten zich van hunne taak in de December-vergadering. Het toen door hen gelezen rapport werd goedgekeurd en aan den Minister verzonden.
Nog ontving de Natuurkundige Afdeeliug een brief van den afgetreden gouverneur van Suriname (Paramaribo 17 Juli 1888j, waarin, naar aanleiding van sommige, in Nederland openbaar gemaakte verslagen over de verwoestingen, door den paalworm en de Li m noria lignorum teweeggebracht, de aan- dacht der Afdeeling gevestigd werd op eenige houtsoorten van West-Indië, aldaar gebruikelijk bij het bouwen van wa- terwerken, en waarvan vooral het mambarklak, na eene lang- durige praktijk, gebleken was bestand te zyn tegen de ver- woestingen van den paalworm. Uit hierheen gezonden monsters van hout kon worden opgemaakt: P. dat het mambarklak niet altijd uit knoestige stukken bestaat, zooals in de ver- slagen over den paalworm, vroeger door de Akademie uit-r
LXXVITI
gegeven, vermeld staat, maar wel degelijk in den vorm van rechte palen verkregen kan worden, en 2^. dat de paalworm wel bet splint, maar niet het kernhout van den mambarklak- boom aantast. De Afd. besloot, den brief aan den Gouverneur van Suriname, met de daarbij behoorende bescheiden en monsters hout ter beschikking te stellen van de Limnoria- Commissie en deze op te dragen, daarover te gelegener tijd te dienen van advies.
De werkzaamheden der Afdeeling voor de Taal-, Letter-, Geschiedkundige en Wijsgeerige Wetenschappen waren de volgende :
De Heer Verdam toonde aan welke nieuwe bronnen voor de kennis der Middel-Nederlandsche taal- en letterkunde in den laatsten tijd geopend zijn, vooral door den aankoop van handschriften uit de verzameling van Thomas Phillips van Cheltenham. Zij bevatten onder anderen belangrijke frag- menten uit Maerlant's Spiegel Historiael (V. en M. 3. VI blz. 88 — 101). In eeue volgende vergadering bewees hij met eene menigte voorbeelden, dat de tekst der eerste partie van dat werk uit het Brusselsche handschrift op vele plaatsen moet verbeterd worden (aldaar blz. 101 — 135).
De Heer Fockema Andreae gaf eene verklaring der Friesche rechtstermen kest^ kestere^ kesta^ hestene en kestigia, die pand of eed, pander, betalen, betaling en zich verbinden beteeken en.
Bij de aanbieding eener Latijnsche vertaling van de ge- denkschriften van den Bisschop Johannes, een Syrischen monophysiet uit de zesde eeuw, ter plaatsing in de Ver- handelingen, sprak de Heer Land over diens leven en lotge- vallen, en toonde aan dat de daarin beschreven Levens der Zaligen van het Oosten voor de kennis van het kloosterleven in dien tijd en voor de kerkgeschiedenis belangrijk zijn (aldaar V, blz. 237—270).
Door den Heer A. Pierson werd de Chanson de Geste Aimery de Narbonne uit het begin der dertiende eeuw ver-
LXXIX
gelekeu met den Aymerillot in de Légende des Siècles van YiCTOR HuGO en aangetoond dat deze laatste niet, zooals hij voorwendt, uit die oude bron heeft geput, en dat hij in de behandeling van zijn held beneden den trouvère Bertr.ind uit Bar-sur-Aube staat (aldaar V, blz. 228—236).
De Heer Boot deelde een Latijnsch gedicht mede van den twaalfjarigen Consïantijn Huygens, zijnde eene navolging van een verhaal bij Petronius, uit een handschrift der Akademie (aldaar VI, blz. 150—153), en de Heer Beets vestigde de aandacht op de weinig bekende Grieksche en Latijnsche gedichten van Jan van Foreest, die in 1605, 1620 en 1622 zijn uitgegeven, en op eene onuitgegeven Nederlandsche vertaling van den Physiologus van Epiphanius, door denzelfden in 1600 op dertienjarigen leeftijd vervaardigd (aldaar blz. 154 — 162),
De Heer Wijnne toonde aan dat Montesquieu in zijne » Considérations sur les causes de la grandeur des Romains" wel iets aan Bossüet's Discours sur l'histoire universelle kan ontleend hebben, maar dat hij het onderwerp veel vollediger heeft behandeld, en wees eenige punten aan, die door geen van beide schrijvers behandeld zijn (ald. VI, blz. 67 — 87).
De spijkerschrift- taf els uit de Ib^^ eeuw v. C. g., in 1887 in de bouwvallen van Tell-el-amarna gevonden, voor zooverre zij in het Britsch Museum en te Berlijn zijn opgenomen, gaven aan den Heer Tiele aanleiding tot eene mededeeling. Hij toonde aan, dat deze stukkeu onze kennis der macht van de achttiende dynastie aanvullen, en veel licht verspreiden over de staatkundige geschiedenis van West- Azië in dien tijd (aldaar blz. 140-149).
De Heer Pleyte gaf eene beschrijving van een gelofte- steen, die in de maand Augustus te Beetgum is gevonden en in het Museum van het Friesch genootschap bewaard wordt. Hij is, volgens het opschrift, door de pachters der visschery aan de Godin Hludana gewijd (aldaar blz. 58—63).
Door den Heer Habets werd betoogd, dat de mergelsteen in Limburg reeds door de Romeinen als bouwmateriaal ge-
LXXX
bruikt is, en de stelling verdedigd, dat Plinius in zijne Na- tuurgeschiedenis XXXVI, 22, aan dien steen gedacht heeft (aldaar V, blz. 209-221).
De Heer Land gaf een overzicht van onze kennis der Javaansche muziek, hetwelk als voorrede eener verhandeling van Dr. J. Groneman, getiteld De Gamelan te Jogjakarta, in het negentiende deel der Verhandelingen zal opgenomen worden.
De Heer Feuin leverde eene uitvoerige bijdrage tot de kennis van de Hollandsche waterschappen, toen hij sprak over de opkomst van het hoogheemraadschap van Rijnland. Na over den oorsprong en de verdere uitbreiding van dat hoogheemraadschap, volgens oude oorkonden, gehandeld te hebben, bewees hij, dat het handvest van Philips den Goede van Bourgondië slechts wettelijk vaststelde, wat al vroeger in zwang was gekomen, en besprak nog twee punten, die tot recht verstand der zaak dienen (aldaar V, blz. 275 — 356).
De kloosterhuizen der ütrechtsche Kapittelen werden door den Heer Muller beschreven, volgens oude oorkonden en nog bestaande overblijfselen. De Spreker stelt zich voor, eene geschiedenis dier instellingen te schrijven en dau het geheel aan de Akademie ter uitgave aan te bieden.
Er blijft nog over de vermelding van twee bijdragen, be- hoorende tot het gebied van rechtspleging en van staatsrecht.
De eerste is te danken aan den heer Van Bonefal Faure, en handelt over de macht der traditie in onze rechtspleging en rechtspraak. Daarin worden vooral besproken het verzet door derden, het forum privilegiatum van den Koning en de leden van het Koninklijk Huis, en de zoogenaamde procu- reurswet (aldaar VI, blz. 10 — 57.)
De andere is door den Heer Asser geleverd. Hij sprak over het tractaat van 29 October 1888 ter verzekering der vrije vaart door het Suez-kanaal (aldaar blz. 166 — 184).
De Heer Sloeï, door zijn hoogen leeftijd verhinderd de vergadering bij te wonen, bood eene mededeeling aan ter -sing in de V. en M., getiteld: De bezittingen van het
LXXXI
Benedictijner Klooster van St. Petrus en Paulus te Paderborn, geheeten Abdinkhof, in Gelderland, hoofdzakelijk te Putten.
In de bgeenkomsten der Afdeeling voor de Wis- en Na- tuurkundige Wetenschappen werden de volgende voordrachten gehouden of mededeelngen gedaan.
Van wiskundigen aard waren de voordrachten van de Heeren Korteweg en Schoüte. De eerste sprak » over plooi- punten en de wijze waarop zij ontstaan en verdwijnen, bij een vloeiend veranderend oppervlak" (V. M. N. 3, V, 402) en de tweede »over het teeken van den, bij den binairen vorm behoorenden variant van Hesse" (V. M. N. 3, VI, 190.)
Tot het gebied der Astronomie behoorden drie mededeelin- gen van den Heer J. A. C. Oudemans en eene van den Heer van de Sande Bakhuyzen.
De Heer Oudemans sprak eerst over de bepaling, in 1838 door Bessel verricht, van de ligging van het vlak van den ring van Saturnus en den teruggang der knoopeu, en kwam tot het besluit, dat de waarnemingen van het verdwijnen en weder verschijnen van den ring, waaruit Bessel niet al- leen de ligging der knoopenlijn van gezegd vlak, maar ook den teruggang afleidde, waarvoor hij 3", 848 per jaar vond, voor het laatste doel niet toereikend waren, en dat men dien teruggang liever theoretisch moest bepalen, als wanneer men dan O", 25 vindt.
Eene tweede voordracht had tot onderwerp » de verklaring van het onbruikbaar worden van niveaux van astronomische werktuigen en de middelen om het te voorkomen". De spreker meende, dat niveaux vau kali- en niet vau natron- glas vervaardigd moesten worden ; dat men zich verder van petroleumaether en niet van zwavelaether moest bedienen, en eindelijk zorg moest dragen, dat niet de minste hoeveel- heid water tot het inwendige der niveaux konde doordringen.
Eene derde mededeeling betrof » den tegen woordigen stand der bepalingen van parrallaxen van vaste sterren".
De Heer van de Sande Bakhuyzen lichtte enkele punten Jaakboek 1889. F
LXXXII
toe van zijn » Rapport sur les longitudes, latitudes et azimuths", opgenomea in de Comptes Rendus de la Session de TAsso- ciation géodésique internationale a Nice, 1887", meer bepaal- delijk de lengtebepaliügen, welke in de laatste jaren te Leiden zijn verricht.
Een onderwerp, ontleend aan de wetenschap der Mechanica^ werd behandeld door den Heer Schols, toen hij sprak» over de berekening der buigingsraomenten en afschuivende krach- ten bij spoorwegbruggen" (Y. M. N. 3, V, 165).
Yan meteorologischen aard was eene mededeeling van den Heer Btjys Ballot betreffende de uitkomsten van waarne- miuo-en, in de laatste 40 jaar te utrecht verricht, waaruit bleek hoeveel temperatuur, luchtdrukking en regen zich van de gemiddelde waarden ter rechter- en linkerz^de verwijderd hadden en hoe lang zulks soms achtereen aanhoudt eer er compensatie komt (aldaar YI, 129 — 159).
De Physica vond haren woordvoerder in den Heer van DER Waals, die drie voordrachten ten beste gaf en sprak: 1^ »over het verband tusschen de verandering in de densi- teit van de grenslagen van vloeistof en damp, en de wijze van werken der moleculaire krachten" (Y. M. N. 3, Y, 171) ; 2^ » over de functie, uit welker minimumwaarde gevonden wordt de wijze, waarop eene stof zich in de gegeven ruimte schikt" (Y. M. N. 3, Y, 199) en 3^ //over eene moleculair-theorie voor mengsels van twee stofPen".
De Heer J. A. C. Oudemans deed eeue mededeeling betref- fende te Utrecht uitgevoerde vergelijkingen van twee glazen eindmeters met den platina-iridiummeter N^. 27.
Onderwerpen uit het gebied der Scheikunde werden be- handeld door de Heeren Feanchimont en van Bemmelen.
De Heer Fkanchimont sprak »over de nitro-ureïden en nitraminen" en deed mededeeling van de uitkomsten van nieuwe proeven, door hemzelven en den Heer Klobbie on- dernomen om te betoogen, dat de interne ureïden, ook door haar gedrag tegenover salpeterzuur, iu ten minste drie soor- ten onderscheiden kunnen worden.
LXXXIII
De Heer van Bemmelen hield, naar aanleidincr van en hem door den Heer Bakhuys Roozeboom ter hand gestelde en voor het Proces- Verbaal besterade mededeeling, eene voor- dracht over de uitkomsten, door genoemden Heer bij zijne studie van de hydraten van chloorcalcium verkregen.
Van pathologisch-anatomischen aard was de mededeeling van den Huer Pekelharing. Hij gaf een overzicht van eenige door hem genomen proeven, met het doel om na te gaan, of de woekering van het endothelium op de binneu- vlakte van den slagaderwand te beschouwen is als het gevolg van een nieuwen prikkel, dan wel van een vermin- derden weerstand. Hij besloot tot het laatste, en schaarde zich dan aan de zijde van Thoma, die reeds vroeger tot het zelfde besluit gekomen was (V. M, N. 3, .V. 169).
De Heer Fouster bewoog zich op hygimisch gebied toen hij sprak »over het voorkomen van bacteriën in het darm- kanaal" en betoogde, dat deze organismen, onder normale omstandigheden, enkel in het onderst gedeelte van de dunne, en verder in de dikke darmen zich vermenigvuldigen, en dus geen deel hebben aan het spysverteeringsproces ; en verder, dat typhoid-bacteriën, met spijzen in het darmkanaal gebracht, in de maag en het bovenst gedeelte der dunne darmen gedood worden, op enkele na, die in het onderste gedeelte der dunne en in de dikke darmen tot verdere ont- wikkeling komen.
Op zoölogisch gebied valt eene korte voordracht te ver- melden van den Heer Fürbringeb, bij gelegenheid van de aanbieding voor het Proces- Verbaal van eene mededeeling van den Heer Dr. J. F. van Bemmelen »over den oor- sprong van de voorste ledematen en het tongbeen bij de Reptilen" (V. M. N. 3, V, 202).
De Botanie vond hare woordvoerders in de Heeren be Vries en Beyerinck, terwijl buitendien door den Secretaris mededee- ling werd gedaan van twee bijdragen, ingezonden door de Heeren Burck, Correspondent der Afdeeliug te Buitenzorg, en Boerlage, Conservator aan 's Rijks Herbarium te Leiden.
F*
LXXXIV
De Heer de Vries sprak eene eerste maal »over steriele Maïsplanten" en stond meer in het bijzonder stil bij een vol- komen on vertakten vorm, onder andere door hem gekweekt;e exemplaren opgeslagen, omdat hij daarin een voorwerp meende gevonden te hebben, bovenmate geschikt om de leer van Daewin over de erfelijke eigenschappen tegenover die van Weismann te handhaven (V. M. N. 3, V, 255).
De tweede voordracht van den Heer de Vries had tot onderwerp //de Pangenesis van Darwin." Er werd in betoogd dat, al wordt ook de hypothese omtrent het zoogenoemde transport der kiempjes van de organen naar de kiemcellen, als onaannemelyk, verworpen, toch de tweede hypothese, waaarin wordt aangenomen, dat de erfelijke eigenschappen in de cellen vertegenwoordigd zijn door ontelbare stoffelijke deeltjes, die elk eene eigenschap vertegenwoordigen, nog volstrekt niet weerlegd is. De laatste hypothese geeft daar- enboven voldoende rekenschap van de feiten, die in de laatste tientallen van jaren omtrent de celdeeling en de bevruchting ontdekt zijn (V. M. N. 3, V, 401).
De Heer Beijerinck onderhield de Afdeeliug over de uit- komsten van proeven, ten doel hebbend de kruising van verschillende soorten van Gerst, in den landbouw opgenomen (Hordeum vulgare, hexastichon, distichon, Zeocriton en trifurcatum). Hij ondervond daarbij : 1^ dat al de hierboven genoemde soorten zich met goeden uitslag door eikander laten bevruchten ; 2^ dat de dus verkregen bastaarden uit zich zelven volkomen vruchtbaar zijn; 3^ dat de bastaarden der Ie generatie over 't algemeen middel vormen zijn tus- schen de beide ouders; 4^ dat de zaailingen, uit bastaarden door zelf bevruchting verkregen, zeer veranderlijk zijn, en eindelijk 6^ dat uit de kruising van Hordeum distichum (vr.) en Hordeum trifurcatum (m.) een bijna volkomen ongenaai- de vorm verkregen kan worden (V. M. N. 3, V, 202).
In zgne tweede voordracht toonde de Heer Beijerinck aan, op welke wijze men de werking van verschillende stof- fen op den groei en enkele andere levens verschijnselen van
LXXXV
microörganismeu vast kan stellen. Dat doel wordt bereikt door op gelatineplaten, meer of minder toebereid, en met de eene of andere soort van gist of bacteriën bezet, kleine hoeveelheden van verschillende stoffen over te brengen, en dan na te gaan of de microörganismen in de diffasieceutra dier stoffen, hetzij deze zuiver bleven of in elkander vloei- den, zich al of niet, of wel in meerdere of mindere mate vermeniofvuldiojen.
De door den Secretaris voorgedragen mededeeling van den Heer Bueck had betrekking op den invloed van het licht op de kieming der sporen van Hemileia vastatrix Berk., den fungus der koffiebladziekte. Uit veelvuldige proeven was het den Heer Burck gebleken, dat de voorwaarden voor die kieming geenszins alleen gelegen zijn in de aanwezigheid van water in vloeibaren vorm en van zuurstof, maar dat ook de intensiteit van het licht daarbij aanzienlijk getemperd moet worden. Opmerkelyk was ook dat, terwijl volkomen gezonde sporen der Hemileia door het onverzwakte zonlicht in korten tijd worden gedood, die, welke in het tijdperk van kieming verkeeren, geen merkbaar schadelijken invloed meer van het licht ondervinden. Nadere proeven leerden, dat de hier- boven bedoelde schadelijke werking aan de blauwe helft van het spectrum moet worden toegeschreven (V. M. N. 3, V, 336).
De mededeeling van den Heer Boerlage hield in een voor- loopig verslag zijner werkzaamheden, verricht in 'sLands Plantentuin te Buitenzorg van 14 April tot 4 Augustus 1888 (V. M. N. 3, V, 256).
Over geologische onderwerpen handelden de Heeren Behrens en Martin.
De eerste deed verslag van een door hem afgelegd bezoek aan het Eifelgebergte, met het doel om het ontstaan der zoogenoemde »Maaren" of vulkanische meeren, zoo mogelijk op te helderen. Hy meende hierin geslaagd te zyn, en ver- klaarde, in strijd met de denkbeelden van andere geologen, dat de Maaren — naar zijn inzien — het gevolg zijn van vulkanische uitbarstingen, die echter in den aanvang gesmoord
LXXXVI
werden, doordien sieenbrokken, van zeer aanzienlyke diepte naar boven geslingerd, den mond der gevormde kuilen ver- stopten (V. M. N. 3, V, 346).
De Heer Martin deelde mede, dat door hem onlangs eene bezending versteeningen uit Nederlandsch-Indië ontvangen was, door den Heer J, A. Hooze, mijningenieur in Marta- poera — het Z. O. gedeelte van Borneo — verzameld. Daaronder vond de spreker kenmerkende fossielen der krijt- formatie, vooral ook rudisten, en wel verschillende soorten der geslachten Sphaerulites en Radiolites. Yan deze werden ook in Eugelsch-Indië vroeger eenige soorten waargenomen en door Stoliczka beschreven. In Ned.-Indië werden echter tot hiertoe nooit rudisten aangetroffen. De aanwezigheid eener krijtformatie op Borneo, reeds door Geinitz hoogst waarschijnlijk geacht, en dat wel in streken, waar tot hier- toe geene oudere dan tertiaire sedimenten ontdekt werden, blijkt uit de medegedeelde by zonderheden zonneklaar (V. M. N. 3, V, 406).
Dezelfde spreker handelde over de onderkaak van een mensch, in het jaar 1823 in den Kaberg by Maastricht gevonden en sedert dikwerf in de literatuur over anthropo- logische onderwerpen vermeld, omdat het voorwerp als af- komstio' beschouwd werd van een diluviaal individu. Uit een nauwkeurig onderzoek was het den Hr. Martin gebleken, dat de bedoelde kaak van jonge alluviale afzettingen, binnen het gebied der Löss-formatie afkomstig was, weshalve zy niet lano-er als een belangrijk historisch voorwerp beschouwd mag worden (V. M. N. 3, V, 434).
Eindelijk sprak de Heer Martin over de zoogenoemde oude schieferformatie van Borneo en bewees hij uit de fossielen, daarin door hem gevonden, dat die formatie niet eene palaeo-, maar eene metazoïsche is.
In de December- zitting werd door den Heer Hubrecht het levensbericht van wijlen het lid der Akademie Harting,
LXXXVII
en in de zittingen van Februari en Maart dat van wijlen het lid der Akademie Mees voorgedragen door den Heer Kamerlingh Onnes.
Acht personen, door geen titel aan de Akademie verbon- den, boden opstellen of verhandelingen aan ter plaatsing in hare werken, nl. de Heeren :
1^ Dr. Y. A. JuLius, leeraar aan de H. B. S. te Delft (Over de dubbellijnen in de spectra van natrium, magnesium en aluminium).
2^ Dr. P. H. DojEs (Over eeuige formules, betrekking hebbend op de veranderingen in samenstelling der oplossin- gen, door druk- en temperatuurveranderingen bewerkt).
30 Dr. J. DE Vries, leeraar aan de H. B. S. te Kampen (a. Over de harmonische configuratie (243 18^); b. Over polyedrische configuraties ; c. Over eene groep van regelma- tige configuraties ; d. Eene rangschikking van het punten- veld in involutorische groepen ; e. Over de desmische confi- guratie 93, ; f. Over vlakke configuraties, welke uit de osculatiegroepen der kubische kromme gevonden worden).
40 Dr. J T. OuDEMANs, privaatdocént aan de Universiteit te Amsterdam (Beitrage zur Kenntniss des Chiromys mada- gascariensis).
50 Dr. Gr. Schouten, leeraar aan de H. B. S. te Amsterdam (Algemeene eigenschappen van de zuiver rollende beweging van een omwentelingslichaam op een horizontaal vlak, toegepast op de beweging van een omwentelingslichaam om een vast punt van zijne as).
6^ J. Cardinaal, leeraar aan de H. B. S. te Tilburg (a. Meetkundige theorie der scheeve oppervlakken van de 4^® orde ; b. Het construeeren van gebogen oppervlakken door middel van vlakke doorsneden).
7*^ Dr. E. VAN RiJCKEVORSEL te Rotterdam (Magnetic Survey of the eastern part of Brazil).
LXXXVIII
8^. G. Reinders, leeraar aan 's Rijks Landbouwschool te Wageningen (Over de samenstelling en het ontstaan van de zoogenaamde oerbauken in de Nederlandsche heigronden).
Tot de werken, in het afgeloopen jaar door de Akademie in het licht gegeven, behoort het Jaarboek 1888, waarin de levensberichten voorkomen van wijlen de leden der Aka- demie PiETER Harting, door den Heer Hubrechï, en Rudolf Adriaan Mees, door den Heer Kamerlingh Onnes.
Verder zagen het licht — van de Afdeeling Letterkunde : Deel XVHI der Verhandelingen, bevattend : W. H. VAN DE Sande Bakhuyzen. — Het dogmatisch karak- ter, dat aan het Evangelie van Lucas wordt toegekend.
W. J. VAN Douwen et J. P. N. Land. — Joannis Episcopi Ephesi Syri monophysitae Commentarii de beatis Orientalibus et historiae ecclesiasticae fragmenta.
Voorts van de Verslagen en Mededeelingen : 3^ Reeks, deel V, stuk 2 en 3 en deel VI, stuk 1.
Van de Afdeeling Natuurkunde verschenen : Deel XXVI der Verhandelingen, inhoudend : V. A. JuLius. »Over de lineaire spectra der elementen" en »Over de dubbellijneu in de spectra van Natrium, Mag- nesium en Aluminium."
J. L. Hoorweg. Experimenteel onderzoek naar de beweging van het bloed.
J. T. OuDEMANs, Beitrage zur Kenntniss des Chiromys madagascariensis.
Voorts van de Verslagen en Mededeelingen : S^^ Reeks, deel V, stukken 1, 2 en 3.
Hierin werd eeue plaats ingeruimd aan de volgende op- stellen van leden der Akademie, die enkel ingezonden, doch niet werden voorgedragen :
F. J. VAN DEN Berg. vDe constructrie-figuur voor de oplossing van een stelsel lineaire vergelijkingen, beschouwd als configuratie"; »Eenige formules over de berekening van
LXXXIX
de BernouUiaansche en van de tangenten-coëfficiënten," en » Nogmaals over de BernouUiaansche coëfficiënten.
A. C. OuDEMANs Ju. //Bijdrage tot de kennis van de Cupreïne."
J. W. Gunning. »Over afscheiding en bepaling van raffinose," en »Over het gebruik van kaliumhydrosulfaat bij het onderzoeken van organische stoffen."
P. H. ScHOUTE. Equianharmonie en harmonie bij pool- stelsels van binaire vormen, enz."
De Afdeeling Letterkunde had het verlies te betreuren van hare gewone leden Carel Vosmaer en Tpiomas Theodoeus Hendrikus Jorissen en van haar rustend lid Simon Vissering.
De Afdeeling Natuurkunde verloor haar rustend lid en vroegereu voorzitter Franciscus Cornelis Donders en onder hare buitenlandsche Leden Kudole Clausius, hoogleeraar te Bonn.
Verder legde de hoogleeraar Dr. M. Fürbringer, daartoe genoopt door zijn vertrek naar Jena, zijn lidmaatschap der Akademie neder.
De Heer C. L. van der Burg, die zich metterwoon in Nederland vestigde, deed daardoor afstand van zijne betrek- king tot de Akademie als Correspondent.
Na de bekrachtiging harer keuzen door Uwe Majesteit, namen de ïïeeren P. D. Chanïepie de la Saussaye, C. Snouck
HURGRONJE, G. SCHLEGEL, L. DE HaRTOG CU ÏH. H. F. VAN
Riemsdijk zitting in de Letterkundige en S. Hoogewerff en J. C. Kapteijn in de Natuurkundige Afdeeling.
De Heer A. Kekulé te Bonn, door de Afdeeling Natuur- kunde tot buitenlandsch lid gekozen, gaf kennis, dat hij de hem ten deel gevallen onderscheiding op prijs stelde en aanvaardde.
xc
Voor den wedstrijd in Latijnsche poëzie werden negen gedichten increzouden. Geen hunner werd den gouden eere- penning waardig gekeurd. Aan de dicliters van twee stukken werd eene eervolle vermelding aangeboden, wanneer zij ver- gunden dat hunne verzegelde naambriefjes geopend werden.
De dichter van : » Adatn humani generis peremtor, Christus vero ejusdem redemtor^ is Andreas Sterza te Parma.
De Heer P. Esseiva maakte zich bekend als de inzender van Se7'vi Eliezer ad Abraham epistola.
Het zij der Akademie ten slotte vergund, Sire ! den wensch uit te drukken, dat de keuzen, door haar gedaan, ter aan- vulling der opene plaatsen in haar midden, Uwer Majesteits bekrachtiging mogen erlangen. Bij vernieuwing grijpt zg deze gelegenheid aan om hare belangen in Uwe bescherming aan te bevelen.
Namens de Koninklijke Akademie van Wetenschappen.
Be Algemeene Secretaris C. A. J. A. OÜDEMANS.
II.
De Algemeene Secretaris legt, in overeenstemming met Art. 12 van het Organiek Reglement, de Reke- ning en Verantwoording over van zijn geldelijk beheer, loopende van 1 April 1888 tot ultimo Maart 1889.
REKENING en VERANTWOORDING van het geldelijk beheer, door den Algemeenen Secretaris der Koninklijke Akademie van Wetenschappen van primo April 1888 tot ultimo Maart 1889 gehouden, volgens Art. 12 van het
XCI
Organiek Reglement, alsmede §§ 30 en 37 van liet Regle- ment van Orde, goedgekeurd in de Algemeene Vergade- ring der maand April 1888.
Ontvangsten.
Aan batig Saldo A». P" f 1061.94
„ Subsidie voor drie kwartalen a ƒ 5325 — . ƒ 15975. — Af zegel en leges // 0.98
/ 15974.02 „ // // één kwartaal a / 4700. —
Af zegel en leges „ 0.26 „ 4699.74
// 20673.76
„ Kestitutie van de HoUandsche Maatschappij der
Wetensckappen voor gebruik van Houtsneden . „ 48.10
// Opbrengst van den verkoop van boeken, zie Eeke-
nino'-Courant van den Heer Jok. Muller. . . . // 252.63
Totaal ƒ 22036.43
Uitgaven.
1. Reis- en Verblijfkosten van H.H. Leden, buiten Amsterdam woonachtig.
Natuurkundige Afdeeiing /'1373. —
Letterkundige // " 1109. —
Plakzegels. . . // 3.55
ƒ 2485.55
2. Jaarwedden.
Jaarwedde van den Algemeenen Secretaris. . / 1000. — // // // Secretaris Letterk. Afd. . // 500. —
,f „ I, len Custos // 1000. —
n // // 2en CustoS // 1000.
it u 1/ Bibliotkeekkneckt . . . // 200. —
// 3700.-
3. Onkosten der Commissie voor den overgang van Venus voorbij de zon.
Geene.
Transporteere ƒ 6185.55
XCII
per Tmnsport / 6185.55 4. Onkosten der Vergaderingen.
Uitgaven op een notitieboekje, maandelijks met den Cus- tos verrekend
323.95
5. Bureau.
Uitgaven op een notitieboekje, maandelijks
met den Custos verrekend ƒ 30.72'
Rekening van Blikman en Sartorius, kantoor-
behoeften.
100.10
„ Gebr. Eichhorn, Papierdoos enz. „ 15.-
// 145.82^
e. Expeditie.
Uitgaven op een notitieboekje, maandelijks
met den Custos verrekend / 170.29
Rekening van Jacob Meijer, Expediteur . . // 61.66 ,f I, J. J. Greeve, Expeditie p. Post
n/li buitenland „ 87.55
„ „ Dr. P. P. C. Hoek, Onkosten
Centraal-Bureau . . . . // 25. — „ „ H. J. Lochtenberg, timmerman,
kisten . // 84.15
ƒ/ /, H. J. Locbtenberg, timmerman
Transport hout Limn. Comm. // 2.90 ff II Blikman en Sartorius, papier
en kruisbanden /, 49.05
480.60
7. Huishoudelijke Uitgaven.
Uitgaven op een notitieboekje, maandelijks
met den Custos verrekend
Schoonhouden van het gebouw .... Personele Belasting van den l^n Custos .
2 en //
Najaars- en Nieuwjaarsgift dienstbode . .
Transporteer
/ 32.50
// 300.—
// 6O.775
// 68.26
// 10.—
e / 471.535. f 7085.92^
XCIII
per Transport ƒ 471.535. f 7085.925.
Eekening van Pies & Berger, brandstoffen. . // 200.40
u II J. Verdonck, steenkolen. . . // 146.75 // // C. H. Winkelmeijer & Zoon,
olie, ƒ 64.65 + 63.65. . . // 128.30
// // G. Eincker, smid /•' 109.45
// // J. A. E. Eikkert, werkgereed-
schappen // 38.10
// // J. ter Meer, hovenier. . . . // 35. —
// // Duinwater-Maatsch.,4x/7.37^ // 29.50 D II D. Barnasconi, werkgereed-
scliappen // 28.65
// // M. Pos, schilder // 25.70
// // Amsterd. Glazenwasscherij . . // 19.35 // // E. Verkerk, schuurgoed. . . // 17.29 // // Beltrami & Balzari, schoor- steenvegers // 17.05
// // C. A. Woltman Elpers, zeep . // 15.— // // L. P. van Son, drogist, werk- materiaal // 14.07
u II J. H. Weissenbruch Az., ko- perslager // 4.85
8. Mobilair.
Eekening van J. van Elk, behanger, tapijten en
overgordijnen ƒ 800. —
H II J. van Elk, behanger, tapijt ver- gaderzaal // 421.60
// // J. van Elk, behanger, gordij- nen enz // 226,25
# // Joh. H. Pfersich, stoelen com- missiekamer . . . , . .11 223.50
// // E. Holst, tafels // 129.—
// // J. C. Stelling, olielampen . . // 32.05
// u G. Oosten, matten ....// 12.45
// // H. J. Lochtenberg, timmerman. // 3. —
H II L. de Eidder, mandeniaker . // 2.50
1300.99*
1850.35
Transporteere / 10237.27
XCIV
per Transport / 10237.27
9. Bibliotheek en Catalogus. AangekocJde Boekte erkm.
Kckciiiii^- van .lolumnos ^lüllcr /
Seyilurdt
K* F. Koeblers Antiquarium Mk. 163.20.
P. N. van Kampen
B. Quaritch, £ 1.15
Socictc paléontologique Suisse, fr. 26.50.
741.10 104.— 124.85 98.15 31.25 18.27 13.07
ƒ 1125.69
Honorarium
Catalogus^ Inbinden^ enz. f
van den lieer Rogge
Kekcning van Gebr. Eichhorn, boekbinders
// van de Vijsel, assurantie. , // G. Rincker, boekenstandaards // H. L. mau
Lochtenberg, timmer-
500.—
99.20
100.45
101.75
98.70
100.90
104.50
100.—
58.30
50.—
4.60
// 1318.40
10. Uitgave vaa Werken. Verhandelingen.
Rekening van deRoever-KröberBakels, Afd. Natuurkunde, ƒ 141.50
ff ir I' II II II II . II 672. —
/, // // // // // II . // 280.50
K II II II U II tl . II 116. —
// . // 275. —
. // 412.50
. // 377.60
Letterkunde . // 403. —
. n 202.—
. it 901.50
// Gebr.Reimeringer,lithogr.
// '' "
II Joh. Muller, innaaien. // de Roever- Kröber Bakels,
2444.09
Transporteere ƒ 3781.60 / 12681.36
xcv
per Transport / 3781.60 / 12681.36
Rekening- van P. J. Mulder, lithograaf, Afd. Letterkunde. // 27. —
// // // // // // . // 17. —
// // Johannes Muller, innaaien // // . // 194.—
uu // // // // . // 211. —
Verslagen en Mededeelingen, enz.
f 4230.60
|
nin^ |
l vac |
de Roever-Kröber Bakels, |
||
|
Afd. Natuurkunde . . . |
ƒ |
530.70 |
||
|
u |
u |
de Eoever-Kröber Bakels, |
||
|
Afd. Natuurkunde . . . |
// |
517.25 |
||
|
u |
u |
de Roever-Kröber Bakels, |
||
|
Afd. Natuurkunde . . . |
// |
410.25 |
||
|
u |
u |
Gebr. Reimeringer, litho- |
||
|
grafen, Afd. Natuurkunde. |
// |
17.50 |
||
|
u |
u |
Gebr. Reimeringer, litho- |
||
|
grafen, Afd. Natuurkunde. |
// |
16.— |
||
|
// |
// |
Gebr. Reimeringer, litho- |
||
|
grafen, Afd. Natuurkunde. |
// |
22.50 |
||
|
u |
// |
Gebr. Reimeringer, litho- |
||
|
grafen, Afd. Natuurkunde. |
// |
17.50 |
||
|
u |
# |
P. W. M. Trap, lithograaf |
||
|
Afd. Natuurkunde . . . |
// |
16.— |
||
|
0 |
K |
Joh. Muller , innaaien , |
||
|
1 |
Afd. Natuurkunde . . . |
// |
331.25 |
|
|
// |
// |
de Roever-Kröber Bakels, |
||
|
Afd. Letterkunde . . . |
// |
222.— |
||
|
V |
u |
de Roever-Kröber Bakels, |
||
|
Afd. Letterkunde . . . |
// |
264.50 |
||
|
H |
// |
de Roever-Kröber Bakels, |
||
|
Afd. Letterkunde . . . |
// |
172.— |
||
|
U |
// |
de Roever-Kröber Bakels, |
||
|
Afd. Letterkunde . . . |
// |
245.50 |
||
|
u |
// |
Joh. Muller, innaaien, Afd. |
||
|
Letterkunde ..... |
// |
169.50 |
||
|
u |
// |
De Roever-Kröber Bakels, |
||
|
Jaarboek 1887 . . . . |
// |
419.— |
||
|
u |
II |
Joh. MiUler, innaaien Jaar- |
||
|
boek 1887 |
// |
86.50 |
Transporteere ƒ 3457.95 ƒ 4230.60 / 12681.36
XCVI
per Transport / 3457.95 / 4230.60 / 12681.36 Eekening van De Roever-Kröber Bakels,
Jaarboek 1888 ....// 443.— // // Joh. JMüller, innaaien Jaar- boek 1888 f 91.10
// // H. J. Vogin, vertalen in
't Engelsch " 60.—
// 4052.05
// 8282.65
11. Kleine Drukloonen.
Rekening van de Roever-Kröber Bakels ƒ 131. —
// if // 112.50
. 243.50
12. Onvoorziene uitgaven.
Rekening van A. Grevenstuk, diploma's en adres naar Bologna . . r 29.— Saldo op Nieuwe Rekening // 799.92
Totaal ƒ 22036.43
RECAPITULATIE.
1. Reis- en Verblijfkosten /
2. Jaarwedden "
3. Commissie voor den overgang van Venus voorbij de zon. .
4. Onkosten der Vergaderingen
5. Bureau .
6. Expeditie
7. Huishoudelijke uitgaven
8. Mobilair
9. Bibliotheek en Catalogus
10. Uitgave van Werken
11. Kleine drukloonen
12. Onvoorziene uitgaven
Saldo op Nieuwe Rekening
2485.55 3700.—
323.95
145.825
430.60
1300.995
1850.35
2444.09
8282.65
243.50
29.—
799.92
Totaal. . . / 22036.43
XCVII
REKENING en VERANTWOORDING vau het geldelijk beheer, door den Algemeenen Secretaris der Koninklijke A kade mie van Wetenschappen over het jaar 1888/89 gehouden van het
LEGAAT HOEÜFFT.
Ontvangsten.
Aan Saldo van A". P' f 754.51
// 6/ra.Interestvan/56.600.— 2V2pCt.N.W.S. ƒ 707.50 Af provisie, zegel en biljet . . . // 7.17^
// 700.325
// 6/m.Interestvan/56.600.— 2V2pCt.N.W.S. ƒ 707.50 Af visa, provisie, zegel en biljet. . // 7.47^
// 700.025
// Opbrengst verkoop van prijsverzen, zie Kekening
Courant van den Heer Johannes Muller. . . . ,, 9.51
ƒ 2164.37
Uitgaven.
Rekening van J. Elion, graveur ƒ 3. —
^ II J. J. Greeve, postzegels // 3.—
// # // verzenden van prijsverzen en
programma's '. „ 12.25
// // Munl-College // 322.9 5^
„ // J. J. Greeve, reiskosten naar Utrecht . . // 3. — u II de Roever-Kröber Bakels, drukken van prijs- verzen // 304.50
// // Joh. MüUer, innaaien prijsverzen. . . . // 109.10 Aankoop van ƒ 1000 Inschrijving 272 pCt.
N. W. S. a 7778 • • . / 771.25
Interest 8 dagen . . . // 0.56
Provisie u 1.25
// 773.06
Saldo op Nieuwe Rekening // 633.50^
ƒ 2164.37
JAABBOEK 1889.
XCVIII
REKENLNG en VERANTWOORDING van het geldelijk beheer, door den Algemeenen Secretaris der Koninklijke Akademie van Wetenschappen over het jaar 1888 89 gehouden van het
LEEUWENHOEK-FONDS. Ontvangsten.
Aan Saldo A".*P' ƒ 111.86
// 6/m. Interest van ƒ 1000.— VL, pCt. N.W.S. ƒ 17.50 Af provisie, visa, zegel en billet . . . // 0.57^
./ 16.925
// 6/m. Interest van/lOOO.— 372 pCt. N.W.S. ƒ17.50
Af provisie, zegel en billet . . . . // 0.27^
// 17.225
ƒ 146.01
Uitgaven. Geene.
BUYS BALLOT-FONDS.
Ontvangsten.
Aan Saldo A". P" ƒ 83.245
y 6/ra. Interest van ƒ 2200.— 27. pCt. N.W.S. ƒ 27.50 Af provisie, zegel en billet . . . // 0.37''
> 27.125
// 6/m. Interest van ƒ2200.— 272 pCt. N. W. S. ƒ 27.50
Af provisie, zegel, visa en billet. . // 0.6 7 ^
// 26.825
ƒ 137.195
Uitgaven.
Aan Postzegel ƒ 0.05
Saldo op Nieuwe Rekening „ 137.145
ƒ 137.195
XCIX
BülTEN^ZO;iG-FONDS.
ONTVA^'JGSTEN.
6/ni. Interest van ƒ 16000.— S'/spCt. N. W. S. / 280.— Af provisie, zegel en billet . . . // 2.85
ƒ277.15
r./m. Interest van ƒ 16000.— S'/s pCt. N. W. S. ƒ 280.—
Af provisie, zegel en billet. . . // 2.85
// 277.15
ƒ 554.30
Uitgaven.
Aan F. Bastiaans & C. Onkosten Grootboek ƒ 2.94
Saldo op Nieuwe Rekening „ 551.36
ƒ 554.30
De Secretaris draagt daarbij voor de volgende Memorie van Toelichting.
Memorie van Toelichting.
Behalve over het batig saldo, ƒ 1061.94, had de Penning- meester in het afgeloopen Akademiejaar te beschikken over 3 subsidiëu, te zamen van ƒ 15974.02, eene subsidie van ƒ 4699.74, eene som van ƒ 252.63, voortgesproten uit ver- kochte boeken door bemiddeling van de firma Joh. Muller alhier en een bedrag van ƒ 48.10, ontvangen van den Heer Secretaris van de Holl. Maatsch. der Wetenschappen te Haarlem, als vergoeding voor het verstrekken van houtsneê- figureu; te zamen dus over eene som van f 22036.43.
Over de 12 posten der begrootiug het volgende.
Post Vni (Mobilair) werd slechts aangesproken tot een bedrag van ƒ 1850.35, zoodat daarvan ƒ 549.65 in reserve bleef. De reden van dit verschijnsel is hierin te zoeken, dat
c
een vloerkleed voor de oude Bibliotheekkamer, 't welk men dacht noodig te hebben, nog niet gelegd konde worden, omdat de herstelliugeu, welke van wege het Rijk nog in dat vertrek te verrichtea zijn, niet waren afgeloopen. Post IX (Bibl. en Catalogus) bleef eveneens ƒ 1155.91 onder de raming, doordien nog niet begonnen kon worden aan het drukken van een Supplement op den Catalogus, en de be- stelling van nieuwe boekenkasten tot een volgend Akademie- jaar moest worden uitgesteld. Daartegenover moest post X (Uitgave van Werken) met ƒ 1282.G5 worden verhoogd, wilde men het ter perse leggen van enkele aangeboden Ver- handelingen niet tot eene volgende periode uitstellen. Wat voor posten VllI en IX ongebruikt bleef, kou dus strekken om post X te verboogeu.
Het fonds Hoeufft verkeert steeds in bloeienden toestand. Het werd onlangs weder met eene som van ƒ 1000 inschrij- ving 21/2 pCt N. W. S. vermeerderd en bedraagt thans j 57600 Inschr. 2^^ pCt. N. W. S.
De kas van het LEEUWENHOEK-fouds steeg, door het innen van interessen, tot / 146.01.
Voor het Buys BALLOi-fonds werd van wijlen den Iloogl. Doi^üEEs ontvangen de som van f 1740.48 en daarvan op het grootboek gebracht een bedrag van / 2200 Inschr. 21/2 pCt. N. W. S., vertegenwoordigd door eene som van ƒ 1624.48'^. Eenige noodzakelyke uitgaven ad. / 33.10, bij die som op- geteld, deed haar stijgen tot ƒ 1657. 58^, ten gevolge waarvan den Penningmeester van het gestorte bedrag niet meer over- bleef dan / 83.19^. Met de in het afgeloopen jaar ontvangen interessen, steeg die som tot ƒ 137.14^, die dan ook op dit oogeublik in kas is.
Cl
Van het BuiTENZORG-Fonds is, ten gevolge van ontvangen interessen eener som van f 16000.— 3V2 pCt. N. W. S. in kas, eene som van / 554.30, verminderd met een bedrag van f 2.94, 't welk nog met de firma F. Bastiaa^ns & Co. verrekend moest worden, derhalve f 551.36.
De Voorzitter geeft het woord aan de Commissie, door de beide Afdeelingea der Akademie, overeenkom- stig § 37 der Algemeene Bepalingen, benoemd tot het nazien van vorenstaande rekeningen met de daarbij be- hoorende justificatoire bescheiden. Haar Rapport luidt als volgt:
/ De ondergeteekenden hebben de Rekening en verantwoor- ding van den Algeraeenen Secretaris der Koninklijke Akademie van Wetenschappen over het Akademiejaar 1888 — 1889 onderzocht, met de Begrooting en de overgelegde bescheiden vergeleken en accoord bevonden.
De Algemeene Rekening van de Akademie zelve bedraagt in ontvangst eene som van f22036.43, in uitgave eene som van f21236.51, en sluit met een goed saldo van f799.92. De Rekening van het Legaat HoEurFT bedraagt in ont- vangst f2164.37, in uitgave f1530. 86^, en sluit met een goed saldo van f 633.50^.
Wij vonden geen aanleiding tot het maken van bijzondere opmerkingen en stellen u dus voor, onder betuiging van erkentelijkheid aan den Algemeenen Secretaris voor zijn nauwkeurig beheer, zijne Rekening en Verantwoording goed te keureu.
w. (j. C. P. TIELE.
J. J. COKNELISSEX. M. W. BEIJERIXCK. C. A. PEKELHAEING.
De Vergadering machtigt den Voorzitter om, in over- eenstemming met de conclusie van het voorgelezen
CII
Rapport, de Rekening en Verantwoording, ten blijke van goedkeuring, te onderteekenen. Een afschrift hier- van zal, met de Memorie van Toelichting, aan den Mi- nister van Binnenlandsche Zaken worden toegezonden.
De Heer Tiele vraagt, als eerste onderteekenaar van het Rapport, het woord om meê te deelen, dat het der Commissie voorkomt dat de drukkosten, waarop de firma de Roever Kröber-Bakels aanspraak maakt, van dien aard zijn, dat er voor de Verslagen en Mededeehugen wel eene minder afge- sleten letter gebruikt zou kuunen worden, en dat verder de kosten, berekend voor het drukken van de bekroonde prijs- verseu uit het legaat Hoeufft, veel te hoog zijn opgevoerd. Over bet laatste punt echter zal de Heer Cornelissen eenige nadere mededeelingen ten beste geven.
De Voorz. geeft het woord aan den Heer Cornelissen, die eene memorie voorleest, waaruit zijns inziens blijkt, dat de drukkers der Akademie ontzaglijke prijzen voor het drukken der prijsverzen in rekening brengen, en het in- naaien daarvan door de firma Joh. Muller ook veel te hoog wordt berekend.
De Secretaris betreurt het, dat de Heeren Tiele en Cor- uelissen hem niet vooraf gewaarschuwd hebben, dat zy het door hen behandelde onderwerp ter tafel zouden brengen, omdat bij dan wellicht beter dan thans in staat zou geweest zijn, de gerezen bezwaren toe te lichten of gedeeltelijk te weerleggen.
Hij herinnert er aan, dat heeren rapporteurs over de Re- kening en Verantwoording van het jaar 1885, eveneens klachten over te hooge kosten voor druk- en bind werk hebbeu doen hooren, en dat toen door hem een uitvoerig onderzoek naar de gegrondheid dier klachten gedaan is. De uitkomsten van dat onderzoek werden medegedeeld aan het Bestuur der Akademie, in zijne vergadering van 20 Juni 1885 en waren van dien aard, dat het Bestuur hem toestond, in de eerstvolgende Vereeniffde Versaderino- der beide Afdeelingen te verklaren, dat
cm
hij gemachtigd werd, met het beheer over druk- en bindwerk voort te gaan op de wijze, zooals tot hiertoe gebruikelijk was, en dat het Bestuur geene aanleiding had gevonden, hem te verzoeken, zijn beheer in bezuinigenden zin te wyzigen". (Jaarverslag 1886, p. CIV).
De Voorzitter meent dat de opmerkingen over het drukken der Verslagen en Mededeelingen tot geen voorstel leiden, maar dat er alle reden bestaat om de zaak der kosten voor de prysverzen nader te onderzoeken, en daarover later eenige mededeelingen te doen.
De Secretaris verklaart zich hiertoe bereid.
III.
Thans komt in overweging het ontwerp der begrooting van Inkomsten en Uitgaven, loopende van 1 April 1889 tot ultimo Maart 1890, waarover geene discussie ge- voerd en dat goedgekeurd wordt als volgt.
Begrooting van Inkomsten en Uitgaven^ loopende van 10. April 1889 tot ult^. Maart 1890.
Ontvangsten.
Batig saldo ƒ 799.92
Gewone subsidie a 18798.50
Vermoedelijk debiet van werken // 300. —
ƒ 19898.42 Uitgaven.
1. Eeis- en Verblijfkosten ƒ 2600.—
II. Jaarwedden // 3700. —
III. Venus-Commissie // 115.71
IV. Vergaderingen // 400. —
V. Bureau , // 150. —
Transporteere ƒ 6965.71
CIV
per Transport / 6965.71
VI. Expeditie // 400.—
VII. Huishouden // 1300.—
VIII. Mobilair // 250.—
IX. Bibliotheek en Catalogus // 3600.—
X. Uitgave van werken // 7000. —
XI. Kleine drukloonen // 300. —
XII. Onvoorziene uitgaven h 82.71
ƒ 19898.42
lY.
De Algemeene Secretaris brengt daarop verslag uit aangaande de Boekerij en het Munt- en Penningkabi- net, in de volgende bewoordingen:
Het vooruitzicht, in het voorgaande jaarverslag gegeven, dat dat gedeelte der boekerij, waarvoor nieuwe boekenkasten gereed waren, behoorlijk geborgen zoude kunnen worden, is in vervulling overgegaan. De tweede verdieping van het Trippenhuis is nu geheel voor Bibliotheek ingericht. Voor enkele vakken, zooals vaderl. Geschiedenis, Rechtsgeleerdheid, Handel en Nijverheid, Krijgs- en Zeewezen, Genees-, Wis- en Sterrenkunde, moeten nu nog kasten in gereedheid gebracht worden, waarmede dan de geheele verzameling opnieuw zal zijn geplaatst.
De vermeerdering der Bibliotheek, welke dit jaar ruim 1100 deelen bedroeg, kwam hoofdzakelijk de Afdeelingeu Genootschapswerken en Tijdschriften ten goede ; terwijl ten gevolge van de voortgezette ruiling met het Ministère de rinstruction publique te Parijs, de Akademie weder verschil- lende kostbare werken ontving, waaronder de navolgenden vooral vermelding verdienen, als :
G. Ebeiis. L'Egypte. Traduction de G. Maspero. 2 Vol. Archives de Zoölogie expérimentale et générale par
H. DE Lacaze Düthiers. 10 Vol. Oeuvres complètes de Voltaire. 13 Vol.
cv
Nouvelle Biographie générale par Firmin Didot frères. 48 Vol.
Door 276 bezoekers werden 610 deelea op de Bibliotheek geraadpleegd, terwijl bovendien 672 boeken aan personen buiten de Akademie werden uitgeleend.
De verzameling Handschriften werd vermeerderd met een bundel Latijnsche gedichten van den Groninger Rector P. L. Struchtmeijer, den Leermeester van P. Hofman Peerlkamp, (Ier Akademie door den Heer Boot namens Dr. H. Was te St. Oedenrode aangeboden.
Het catalogiseeren van de boeken, die sedert het uitgeven van den Catalogus tot 1^. Januari 1889 zijn aangekocht of ten geschenke ontvangen, is nu afgeloopeii en met het rangschikken der titels is reeds een aanvang gemaakt, zoo- dat waarschijnlijk in het laatst van dit jaar met het drukken van den Supplement-Catalogus zal kunnen begonnen worden.
Munt- en Penningkabinet.
In het vorige jaar werd de verzameling vermeerderd met den bronzen penning, geslagen bij het vijftigjarig bestaan van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Ma- gistra, 1 Mei 1838 — 1888, en met een bronzen exemplaar van den gedenkpenning bij de zeventigste verjaring van den Hoogleeraar F. C. Donders. .
Op verzoek van het Bestuur, werd eene lijst der medailles, toebehoorend aan de Koniuklyke Akademie van Wetenschap- pen, door den Secretaris der letterkundige Afdeeling opge- maakt. Zij vond eene plaats in het Jaarboek over 1888, blz. CXV-CXXXI.
J. C. G. BOOT.
Aan de orde is het voorstel om de leden der Aka- demie, welke zicli in het buitenland gaan vestigen, den titel te verleenen van Correspondeereud Lid. Dit voorstel,
CVI
door de Natuurkundige Afdeeling ontworpen, mocht, zooals de lieer van de Sande Baküuyzex mededeelde, de goedkeu rini^' der Zuster-Afdeeling verwerven, en vond zijne verklaring in den wensch om de betrekking met de bedoelde leden te blijven onderhouden en hun een blijk van waardeering aan te bieden bij hun vertrek. Men zou de vroegere gewone leden wel is waar te eeniger tijd onder de buitenlandsche leden kunnen op- nemen, doch de kansen daarvoor zijn niet groot, omdat elk der Afdeelingen slechts over 20 plaatsen onder laatgenoemde leden tegenover 50 onder de gewone leden te beschikken heeft.
Aan de discussie over het voorstel wordt door onder- scheidene leden deelgenomen en daarbij de vragen ter sprake gebracht, of het voorstel zou hebben eene terug- werkende kracht ; of er over het verleenen van den nieuwen titel aan vertrekkenden door stemming zou worden beslist, dan wel of hij hun van zelf ten deel zou vallen; en of de correspondeerende leden recht zouden hebben op de werken der Akademie.
Ten slotte wordt bij meerderheid van stemmen beslist, dat de nieuwe titel van Correspondeerend Lid aan alle naar het buitenland vertrekkende leden der Akademie zal worden verleend, en dat wel zonder stemming, en dat de toezending van de werken der Akademie aan hun adres zal blijven voortgaan, zooals zij tot hiertoe ge- schiedde.
De ministerieele goedkeuring, ter uitvoering van dit besluit noodzakelijk, zal .worden gevraagd, en wel in dezen vorm, dat aan art. 5 van het Org. Regl. eene laatste alinea worde toegevoegd, luidende: „Aan gewone leden der Akademie, welke zich in het buitenland ves- tigen, wordt de titel verleend van Correspondeerend Lid". Het Bestuur zal tevens mededeeling doen van zijn voor-
CVII
nemen om, nadat de wijziging van liet artikel door den Minister is goedgekeurd, den nieuwen titel te verleenen aan de Heeren Prof. Dr. E. Selenka, lioogleeraar te Erlangen, Dr. T. J. Stieltjes jr. te Toulouse en Prof. Dr. M. Fürbringer, hoogleeraar te Jena.
VI.
Er wordt overgegaan tot de stemming over een Al- gemeenen Secretaris voor een tijdperk van 5 achtereen- volgende jaren.
Teoen woord is^ 20 leden.
Op den Heer C. A. J. A. Oüdemans worden 18 en op den Heer Boot 2 stemmen uitgebracht, zoodat de eerste herkozen is.
Op eene deswegen tot hem gerichte vraag van den Voorzitter, verklaart de Heer Oudemans zich bereid, de nieuwe benoeming te aanvaarden.
VIL
De Voorrang der Afdeelingen gaat over op de Afdee- ling voor Wis- en Natuurkunde.
VIII.
De Voorzitter sluit de Vergadering.
C. V o S M A E K.
HERDACHT DOOll
A. P I E R S O N.
VosMAER te mogen teekenen, zou voor ieder een voorrecht zijn; het is het inzonderheid voor mij. Meer dan eens had ik aanleiding bezwaren tegen zijne methode te opperen. Ik verheug mij, thans enkel te mogen denken aan de beschrij- ving van zijn wezen en pogen. De nekrologie behoeft geen eerzuil, maar behoort in elk geval een eerlijk gedenkteeken te zijn.
Wij zien hem daar nog nedergezeten, rechts van den Voorzit- ter. Ik geloof, dat wy voor het laatst zijn stem in ons midden hoorden, toen de heer Beets Vondel had trachten te zuiveren van den blaam, Rembrandï te hebben miskend. Vosmaer was toen in den eenigszins neteligen toestand van een schrij- ver die op zijn eigen boek moet wijzen. De heer Beeïs, meende hij, had niet genoeg rekening gehouden met hetgeen door VosMAER in Rembraiidt van Rijn, sa vie et ses wuvres was aangetoond. In de geheele manier van deze opmerking te maken vonden wij teen het aangename terug, dat zijn persoonlijkheid eigen was en allen trof; ook reeds in zijn uiterlijk. Het jeugdige dat in zijn slankheid lag, werd weer getemperd door den te vroeg vergrijsden lok die hem dikwerf over het breede, goed gevormde voorhoofd hing. Neus en mond vertelden al wat zij in een gelaat vertellen kunnen van iemands fijnheid van geest.
Den man, die in 1884 en voor de tweede reis in 1886
J4.AKB0EK. 1889. 1
( 2 )
uitgaf: De .kunst in het dagelijksch leven, — een werk waar- van slechts een gedeelte vrij naat' het Engelsch van Lewis FoREMAN Day is bewerkt, moest men eigenlijk zien in zijn huis. Onder de oorspronkelijke hoofdstukken van het ge- noemde werk vind ik er een : Huis en Huiselijkheid, met dit motto: »Ouze woning en onze persoon moeten één zijn". Hy verlangt met nadruk in het genoemde werk, dat uit ons huis onze persoonlijkheid spreke ; het blijkt spoedig, dat, volgens hem, huis en persoonlijkheid, beide, artistiek behooren te zijn. — Behooren te zijn ! Met deze uitdrukking ben ik reeds in zijn geest en trant. Vosmaeu heeft esthetische ontwikkeling tot een plicht willen verheffen, en deze gezindheid heeft zijn stijl gekleurd.
Dat geschrift : De kunst in het dagelijksch leven behelst een pleidooi voor de behartiging van den goeden smaak op een beperkt gebied: de inrichting van onze huizen. Het treft mij, hoe hij eerst van lieverlede ten volle zegt, wat hij op het hart heeft. In den aanvang: »het huis moet huise- lyk zijn, zonder dat leelykheid een hoofdrol speelt". Maar dit uiterst bescheidene is hem weldra niet meer genoeg. Aan- stonds heet het: » Ofschoon zij hun vleesch niet rauw zouden eten, beseffen zij niet, dat ook huis en huisraad bereiding, verfijning, smaak noodig hebben, welke deze alleen door de kunst kunnen verkrijgen". Of ook: »de smaak van hun o-rover zinnen is ontwikkeld ; niet die van hun geest en ö-emoed". Hij verbaast zich, dat » duizenden en duizenden braaf en gelukkig leven zonder kunst". Eindelijk moet het hooge woord eruit. Vosmaer ontdekt bij velen »den, gelijk hg zich uitdrukt, primitieven smaak der wilden!" Wie noemt hij wilden? Zij, die in den smaak iets louter persoon- lijks zien. Hij stelt er dit tegenover: De smaak hangt af van een gevormd, ontwikkeld gevoel; is eeuwig; berust op o-ronden, heeft zijn geschiedenis, zijn traditie en ervaring. Vroeo'er hield men zich aan die traditiën van onverganke- lijke beginselen . . . , die wijzigingen toelieten, maar in den o-rond eene algemeene vastheid en waarheid behielden. Dit
6
(2
i
i
( 3 )
alles is over boord geworpen, eu van daar de teugelooze vrillekeur; dat tasten en hollen in den blinde, het zich ver- gapen aan alles wat grillig en bont is, op de wijze der (het woord keert terug) der wilden. De slechte smaak is een euvel des tijds waartegen gewaakt dient te worden". . . » De smaak is ziek". En wat is nu het geneesmiddel?
Voorloopig een zeker autoriteitsgeloof. » Wilde, schrijft hij nog in het aangehaalde werk, bl. 182, wilde het Alge- meen zich maar overgeven aan de leiding ten goede en de verlokselen van den Booze op het punt van smaak weerstaan met een: »»Yade retro, Satana!"" Er is dus ook in sesthe- ticis een Booze ; er is een verstoktheid die niet luisteren wil ; er is, bovenal, een leiding ten goede ; en ten aanzien van deze leiding hebben de leekeu zich volgzaam te betoonen. VosMAER ziet verband tusschen staatkundig en esthetisch anarchisme. » Thans ', getuigt hij, » heeft de wansmaak, die vroeger een paria, een uitgeworpene of een verscholen boos- doener was, van de vrijheid, gelijkheid en broederschap ge- bruik gemaakt; hij speelt een demokratische rol en zet zich op den voet van gelijkheid met het schoone". Met het bindend, het kanoniek gezag van dat Schoone is het hem zoozeer ernst, dat hij er fabriekanten een grief van maakt, hun smaak achter te stellen bij hun beurs. Koopers, zegt hij, zijn te »berispen", als zy zich iets leelijks aanschaffen ; industriëeleu »zondigen" als »zij azen op den wansmaak". » Heilzaam, noemt hij, het bedwang der gilden en der meesterproef".
Hier staat de pleitbezorger voor ons van iets voistrekts, en dat gehandhaafd wordt tegenover een maatschappij die met haar winstbejag, haar individualisme, hare onbeperkte vrijheid van verkeer, van bedrijf, van inzicht en aantrekking, voorloopig niet geneigd schijnt een esthetischen opperherder te aanvaarden. »De gustibus est disputandum", zegt Yos- MAER ergens met zoovele woorden. Op kunstgebied zijn de eeuwige beginselen gevonden; de goede leiding, dus de juiste methode, is ontdekt.
Dat die methode is vergeten ; dat nieuwe gidsen zich op-
i\
1
é
( 2 )
uitgaf: De .kunst in het dagelijksch leven, — een werk waar- van slechts een gedeelte vrij naar het Engelsch van Lewis FoREMAN Day is bewerkt, moest men eigenlijk zien in zijn huis. Onder de oorspronkelijke hoofdstukken van het ge- noemde werk vind ik er een : Huis en Huiselijkheid, met dit motto: »Onze woning en onze persoon moeten één zijn". Hij verlangt met nadruk in het genoemde werk, dat uit ons huis onze persoonlijkheid spreke ; het blijkt spoedig, dat, volgens hem, huis en persoonlijkheid, beide, artistiek behooren te zijn. — Behooren te zijn ! Met deze uitdrukking ben ik reeds in zijn geest en trant. Vosmaeu heeft esthetische ontwikkeling tot een plicht willen verheffen, en deze gezindheid heeft zijn stijl gekleurd.
Dat geschrift : De kunst in het dagelijksch leven behelst een pleidooi voor de behartiging van den goeden smaak op een beperkt gebied : de inrichting van onze huizen. Het treft mij, hoe hij eerst van lieverlede ten volle zegt, wat h^ op het hart heeft. In den aanvang: »het huis moet huise- lijk zijn, zonder dat leelijkheid een hoofdrol speelt". Maar dit uiterst bescheidene is hem weldra niet meer genoeg. Aan- stonds heet het: » Ofschoon zij hun vleesch niet rauw zouden eten, beseffen zij niet, dat ook huis en huisraad bereiding, verfijning, smaak noodig hebben, welke deze alleen door de kunst kunnen verkrijgen". Of ook: »de smaak van hun o-rover zinnen is ontwikkeld ; niet die van hun geest en ö-emoed". Hij verbaast zich, dat » duizenden en duizenden braaf en gelukkig leven zonder kunst". Eindelijk moet het hooge woord eruit. Vosmaer ontdekt by velen »den, gelijk hij zich uitdrukt, primitieven smaak der wilden!" Wie noemt hij wilden? Zij, die in den smaak iets louter persoon- lijks zien. Hij stelt er dit tegenover: De smaak hangt af van een gevormd, ontwikkeld gevoel; is eeuwig; berust op o-ronden, heeft zijn geschiedenis, zijn traditie en ervaring. Vroeger hield men zich aan die traditiën van onverganke- lijke beginselen . . . , die wijzigingen toelieten, maar in den grond eene algemeene vastheid en waarheid behielden. Dit
( 3 )
alles is over boord geworpen, eu van daar de teugelooze willekeur; dat tasten en hollen in den blinde, het zich ver- gapen aan alles wat grillig en bont is, op de wijze der (het woord keert terag) der wilden. De slechte smaak is een euvel des tijds waartegen gewaakt dient te worden". . . » De smaak is ziek". En wat is nu het geneesmiddel?
Vöorloopig een zeker autoriteitsgeloof. » Wilde, schrijft hij nog in het aangehaalde werk, bl. 182, wilde het Alge- meen zich maar overgeven aan de leiding ten goede en de verlokselen van den Booze op het punt van smaak weerstaan met een: »»Yade retro, Satana!"" Er is dus ook in sesthe- ticis een Booze ; er is een verstok theid die niet luisteren wil ; er is, bovenal, een leiding ten goede ; en ten aanzien van deze leiding hebben de leekeu zich volgzaam te betoonen. VosMAER ziet verband tusschen staatkundig en esthetisch anarchisme. » Thans ', getuigt hij, » heeft de wansmaak, die vroeger een paria, een uitgeworpene of een verscholen boos- doener was, van de vrijheid, gelijkheid en broederschap ge- bruik gemaakt; hij speelt een demokratische rol en zet zich op den voet van gelijkheid met het schoone". Met het bindend, het kanoniek gezag van dat Schoone is het hem zoozeer ernst, dat hij er fabriekanten een grief van maakt, hun smaak achter te stellen bij hun beurs. Koopers, zegt hij, zijn te »berispen", als zij zich iets leelijks aanschaffen ; industriëelen » zondigen" als »zij azen op den wansmaak". » Heilzaam, noemt hij, het bedwang der gilden en der meesterproef".
Hier staat de pleitbezorger voor ons van iets volstrekts, en dat gehandhaafd wordt tegenover een maatschappij die met haar winstbejag, haar individualisme, hare oübeperkte vrijheid van verkeer, van bedrijf, van inzicht en aantrekking, vöorloopig niet geneigd schijnt een esthetischen opperherder te aanvaarden. »De gustibus est disputandum", zegt Vos- MAER ergens met zoovele woorden. Op kunstgebied zijn de eeuwige beginselen gevonden; de goede leiding, dus de juiste methode, is ontdekt.
Dat die methode is vergeten ; dat nieuwe gidsen zich op-
( 4 )
werpen ; dat alle wind vau leeriiig waaien, elke manier van doen zich vertoonen raag, waar ligt het aan? Aan de na- latio-heid van hen, die gezag moesten oefenen. Maar wie in dezen zijn plicht verzuime, niet Vosmaer. Hij is altijd op zijn post. Onder de wilden van den smaak, verdriet het hem nooit, op allerlei toon, met allerlei hulpmiddelen: met het vlugschrift, met het courantenartikel, met het geleerde boekwerk, met romans en gedichten, met overzetting en oor- spronkelijken arbeid, gewetens wakker te schudden, afdwa- lingen te brandmerken, beginselen toe te lichten, of zich in het eind, op dezen aan den hocgen kunstzin der Vaderen ontrouw geworden bodem, vormen wil een gemeente zonder een vlek van modern realisme, zonder een rimpel van mid- deleeuwsche Gothiek, een in de overtuiging, dat de kunst tot alle dingen goed is.
Deze aanhoudende werkzaamheid dwingt eerbied af, en heeft haar doel niet gemist. Vosmaer heeft het oor en het hart van velen in den lande mogen bereiken. Men zag tot hem op als tot een die de esthetische opvatting van de dingen, van ' het geheele leven verpersoonlijkte. Geene overtreding van den goeden smaak, liet hij over zijn kant gaan. Geen nationaal gedenkteeken van Neerlands Herstelling zou in den Haag, geen nieuw Rijksmuseum in Amsterdam verrijzen of Vosmaer gaf raad en oordeel ten beste. Geschriften die het esthetisch leven des volks konden bevorderen, hij moest ze inleiden, hij, hun den stempel geven- Hij leefde niet slechts voor het schooue ; men wist dat hij er voor leefde, dat by aan alle andere beslommeringen tot dat doel zich onttrokken had; dat geen vulgaire eerzucht hem dreef; dat hij geen an- deren invloed begeerde dan den invloed van de gedachte, van het woord, van meerderheid van kennis en smaak, maar ook, dat hij, om dien invloed te oefenen, tegen geen moeite op- zag. Welk een moeite heeft hij zich niet getroost ! Ons volk moest zijn Homerus hebben : hij onttrekt zich niet aan den arbeid en vertaalt in Nederlandsche hexameters, aan welker bestaan hij geloofde, Ilias en Odyssee. Ons volk moest zijn
( 5 )
Rembrandt kennen ; hij zet de schouders onder de taak en geeft twee boeken, de vrucht van reizen en allerhande na- sporing. En bij dezen arbeid van vertalen, ontleden, beoor- deelen, toelichten, is hij nog geheel zelfstandig werkzaam; geeft hij zijne romans Amazone en Iniüijdwg , zijn Nanno^ zijn Londinias, zijn bundel Gedichten, zijne Vogels van diverse Pluimage, al te gader werken, die op ineer of min duide- lijke wijs te kennen geven wat hij van zijne landgeuooten verlangde.
Wat verlangde hij ? Met andere woorden : wat is het doel dat hij met zijn onvermoeid pogen heeft nagestreefd? Een natuurlijke aarzeling maakt zich van ons meester als wij het beproeven rekenschap te geven van een anders ideaal. Een ideaal is als de ongeboren vrucht der ziel, die aan de moeder de zoetste droomen van geluk vergunt. Het spreekt evenwel van zelf, dat ik mij aan de taak niet onttrekken mag en u naar vermogen met hetgeen Yosma^er verlangde, met zijn doel bekend heb te maken.
Maar ik wensch dit te bewaren voor een later gedeelte van mijne nekrologie. Er is een andere vraag die vooraf moet gaan. Vosmaers doel hiug natuurlijk met zijne per- soonlijkheid samen. Het ligt dus voor de hand eerst te on- derzoeken, wat die persoonlijkheid heeft gevormd. YosMAhiRS vorming brengt ons op geleidelijke wijs in aanraking met de meesten zijner geschriften.
De Bladen uit een Levemhoek (opgenomen in zijn Vogels van diverse Pluimage, S^^ druk, bl. 60 vlgg.), een soort van autobiografisch fragment, verspreiden omtrent de vorming van den auteur een eenigszins verrassend licht. Dit fiagment, geeft zoo goed als niets omtrent de opvoeding van zijn geest en zeer veel, daarentegen, omtrent de opvoeding van zijn gemoed. Over zijn vorming als geleerde ontvangen wy slechts eeuige uitwendige bijzonderheden: de beschrijving van zijn vaders studeerkamer; enkele woorden over het Gymnasium in den Haag. Het verwondert mij, dat hij over deze inrichting niet met meer uitvoerigheid en ingenomenheid spreekt. In
( 6 )
de leiding van Dr. Bax bad ik gaarne de verklaring zien geven van Vosmaers eigenaardige vereering van de Klassieken. Hij heeft den Rektor een plaats gegund in zijn smaakvollen brief aan Horatius Flaccus:
j/Toeu ons de waardige Bax, iu zijn grijzen katheder ons kweekend, Daar //uit Beotië voerde naar Attica" (placht hij te zeggen) Leerend, door 'partes te maken, den zin construeeren en vatten. Wijzend, met zangrigen toon en gebaar, op het schoon van den maat- gang; —
Maar dat is alles. — Ofschoon Vosmaer er verder van zwijgt, zou ik niettemin gepoogd hebben u omtrent den, naar ik meen, onmiskenbaren invloed van Bax in te lichten, indien YosMAERS mededeelingen over zijn jeugd ook slechts eenige dankbaarheid jegens het Haagsch Gymnasium lieten doorsche- meren. Maar hij spreekt over zyne klassieke opleiding met zekeren wrevel ; hij beschouwt zich als iemand die het slacht- offer had kunnen worden van de opvullingsmethode ; hij heeft den indruk, dat men zijn schedel voor een koffer heeft aan- gezien. Het beeld is van hem, en keert terug.
Niemands lessen gedenkt hij met blijdschap. Het blijkt niet, dat eenige hand hem gestuurd heeft, dat iemand gepoogd heeft hem voor een ideaal of een levensbeschouwing te ont- gloeien.
Dit negatieve heeft zeker ook zyn belang. Vosmaer heeft zoowel de voordeelen als de nadeelen gemist die aan een stevige leiding zijn verbonden. Hij heeft vau den aanvang zijn weg zelf moeten vinden.
Maar omtrent indrukken van het ouderlijk huis, die zijn hart moesten stemmen, vloeien zijne mededeelingen over. Het zijn beminnelijke, dikwerf roerende bladzijden. Wij krijgen den man lief, dien zekere zoogenaamd onbeteekenende voor- vallen niet zijn ontgaan, en die ze heeft weten te verhalen. "Wij zuilen den driltigen vader, die na eenigeu zielsstrijd ein- digt met zijn onhandige vrouwelijke dienstbode vergeving te vragen, niet meer vergeten, evenmin als dien vonkelenden
( 7 )
diamant, dien een ruw echtgenoot nooit had opgemerkt in het hart dat zoolang naast het zijne had geklopt, i^llermiüst vergeten wij uit die Bladen Bella, de beminnelijke, wier beeld door Vosmaer zoo geteekend wordt, dat men er on- willekeurig trekken in vermoedt van haar die thans Let diepst onzen Vosmaer mag beschreien.
In een tuin ziet hij Bella als zevenjarig meisje voor het eerst. De tuin is verwaarloosd, maar, zegt Vosmaer — en toont ons inmiddels op nieuw het bevallige dat den auteur van den brief aan Horatius eigen kon zijn — , »het eenige dat liefelijk scheen in deze woestenij, was de groote menigte rozen. . . Midden in het hooge gras en half bedolven onder een grooten hoop afgeplukte rozen zat een klein meisje . . . met deze bloemen te spelen. Nu eens wierp zij ze ia de lucht en ving ze met de kleine handjes weer op, dan bedekte zij haar hoofd en gitzwarte haren er mede, en als zij er dan uit opdook, was het alsof zij, als Afrodite uit het vonkelende schuim der zee, uit die bloemen geboren werd . . . Een sterke sympathie scheen er tusschen die bloeoDen en haar te bestaan. . . Was het, omdat in dat jeugdige kindergemoed de kiem lag eener gave, die wellicht later zou ontwikkeld worden, de gave om bij voorkeur de bloemen in het leven op te merken ? Of omdat in latere dagen, in het huis, dat zij zou betreden, en op het pad dat zij zou bewandelen, bloemen onder ieder van hare voetstappen zouden opspringen? enz. enz."
Voor mij is het niet onzeker: al de indrukken die Vos- maer onthouden en voor ons bewaard heeft, hebben hem ge- leerd zachtheid op prijs te stellen, de zachtheid van gemoed die de bloemen opmerkt; die niet twist met het wereldbe- stuur; die samenvloeiing en ineénsmelting liever waarneemt dan tegenstelling en botsing.
In zijn Studiën over Midtatulis werken^ 2^ uitg. 1884 zegt hij met zoovele woorden : » Waar het ware en schooue — het goede ligt daarin opgesloten — zich voordoen, grijp ik naar deze met beide handen. Verlammend werkt te langdu- rige omgang met het booze, ook al strijdt men er tegen . . .
( 8 )
Het ware en schooiie met der daad te beoefenen, is het sterk- ste wapen tegen kwaadwilligen die het anders begeeren." In de Voorrede van zijn Inwijding lezen wij : Ofschoon, vol- o-eus sommifreii, in 1888 wel ouderwetsch zal heeten, een bescheiden en welwillend schrijven te willen zijn, ik hecht nog aan den door Bulwer in 1835 aaugeduiden plicht." »Discretion and benevolence", om de woorden van Bülwer over te nemen, waarop hier gezinspeeld wordt, zyn de ei- genschappen, aan welker invloed Vosmaee zich, naar ons beste weten, nooit opzettelijk heeft onttrokken. » Zonder zachtheid en schoonheid is het goede niet goed en het hei- lige niet heilig", laat Vosmaer in zijn roman Inwijding iemand zeggen; hij geeft daarmede zoowel zijn eigen deugd als mis- schien zijne grenzen aan.
In de vroeger aangehaalde Bladen staat Vosmaer met de inmiddels tot jong meisje opgegroeide Bella voor een drietal boomen. »Kijk, zegt hij tot haar, die oude boomen zijn drie grijze wijsgeeren die minachtend op al de nietigheid om hen heen neerzien". Maar Bella antwoordt: »Eü ik vind ze als drie oude aartsvaders die zegenend hunne armen over alles uitbreiden. Waarom zouden wij ook niet liever vrede heb- ben met alles, daar wy weten welk een heerlijke harmonie in alles heerscht, als wij ze maar niet dom vooibijzien."
Deze Bella «preekt als de Sietske van Inwijding^ en bei- den vertegenwoordigen dat Ik van Vosmaer, dat hij zelf als zijn beter Ik beschouwde. Bij de polemiek die ook hem niet bespaard is gebleven en de hardheid waartoe alle polemiek verleidt, heeft hij zijn eigenlijke vorming in de vorming van dat beter Ik gezocht, en deze vorming vooral opgedragen aan vrouwelijken invloed. Dat een vrouw den man in de rede valt, gebeurt wel meer; maar bij Vosmaer valt de vrouw den man altijd in de rede om hem zachter te stemmen, om hem op een beminnelijker zijde der dingen te wijzen. De drie minachtende wijsgeeren van zooeven worden door de een of andere Bella of Sietske bij Vosmaer meer dan eens in drie zegenende aartsvaders gemetamorfoseerd.
( 9 )
Maar bij de vormiug die Vosmaer vaii Bella of Sietske verwachtte, voegde hij onophoudelijke zelfvorming. Voor zoover een begaafde persoonlijkheid uit een algemeen gezichts- punt mag worden bezien, schijnt mij bij Vosmaer dit ge- zichtspunt in de zelfvoraiing gelegen ; in het besef van hare noodzakelijkheid, in de volharding waarmede hij zich aan haar wijdde. Velen zoeken hun levensdoel buiten ; anderen allereerst in zichzelf. De eersten pogen hun omgeving te her- vormen, de laatsteu arbeiden aan de schoone en altijd vol- lediger ontwikkeling van hun eigen wezen. Dit leven voor zichzelf, is edel. Zorg te dragen, dat men dagelijks meer het hoogo voorwerp van zijn liefde en vereering nadert, is alleen de daad van hem die in staat is iets anders en beters lief te hebben dan zijn klein en eindig Ik. Er ligt geen zelfzucht in de zucht voor de altijd toenemende verwezenlij- king van die opvatting van ons innerlijk leven waartoe na- denken, opmerken, bestudeering van het voortreffelijke ons heeft geleid. Rozen zyn geen filanthropen en maken inmid- dels de wereld schooner dan het misschien tot dusver aan de filauthropie gelukt is. Vosmaer is ten slotte veel geweest voor anderen, omdat hij gezorgd heeft zelf veel te ziju. Wat hij zich als het hoogste voorstelde, kan men met meer voor- behoud bewonderen dan hij het heeft gedaan: men kan ont- kennen noch gering achten, dat hij er al zijn streven op heeft gericht.
Ik waag het zijne geschriften onder dat oogpunt der zelf- vorming te brengen. Vosmaer schijnt mij in zijne werken gesprekken te voeren met zichzelf; gesprekken, waarin hij zich voorhoudt wat hij worden, de gemoedsstemming waarin hij komen wil. Het zal zeker wel niet alleen mij getroffen hebben, hoe zelden Vosmaeh iets opzettelijk betoogt, of zijn beschouwing stelselmatig uiteenzet. Is het wel ooit gebeurd? In zijn geschrift : Wandelingen door de Wereld, komt hij op de groote tegenstelling, waarop Rousseaü zulk een schel licht heeft doen vallen; de tegenstelling tusschen oorspronkelijk- heid en beschaving. Hoe behandelt hij haar'? BI. 176 lees
( 10 )
ik: »het is hier de plaats niet om uatuur en kiiltuur . . . te verzoenen. . . Wat er strijdigs is, valt gemakkelijk op te lossen". Dit schijnt mij reeds kenmerkend : zoowel het niet beproeven van de verzoening als de betuiging, dat de ver- zoening gemakkelijk is. En nu volgt: »Het is een valsch begrip, dat natuurlijkheid slechts bij naïef heid te vinden is . . . Het is even valsch, dat wij, om natuurlijk te zijn, tot den oudsten toestand der menschen moeten terugkeeren, en, uit dit oogpunt beschouwd, wordt de strijd tusschen cultuur en natuur steeds geringer. Wa7it natuur is niet enkel die eerste toestand, maar ook de volkomene evenredigheid des menschen in zijne geheele ontwikkeling enz." Hier schijnt een betoog aan te vangen, maar de toon verandert weer: » Zoo als alles, heet het onmiddelijk na de laatste aanhaling, in de stof naar harmouie streeft, zal ook dit streven zich bij het ver- standelijk en zedelijk zijn opeubaren. Eenheid is de grond- toon van de stoffelijk genoemde schepping, eenheid zal het ook blijken voor de niet stoffelijke". . . . En een paar blad- zijden verder: »Als men dat ondervindt, houdt de trek naar de natuur op een verzet tegen de beschaving, en de beschaving een strijd tegen eenvoud en natuurlijkheid te schijnen. Het bewustzijn wordt geboren dat de morgengloor van een nieuw leven heeft aangebroken. Eenheid te brengen in de verschei- denheid, harmonie in het uiteenloopende en een evenwicht te scheppen van alle bizondere deelen, ziedaar een der groot- ste vraagstukken in de levenskunst".
Aan het slot van zijn uitboezeming is hij minder ver dan in het begin. Wat in het begin gemakkelijk heette, is hier weder een vraagstuk. Zoo gaat het bij overleggingen die men met zichzelf houdt: bergen, eerst verzet, kan men straks niet eens beklimmen. Vele geschriften van Vosmaer zijn slechts in schijn didaktisch. Hij die, naar zijn eigen ver- haal eu uitdrukking, reeds in zijne jeugd gaarne nederzat in aiigello cum libello, schreef op zijn manier een Imitatio, overdenkingen over de levenskunst, naar aanleiding van den een of anderen tekst, bij voorbeeld dat » de poëzie alles moet
( 11 )
versclwnern\ Na dit diütsche woord te hebben gebezigd, herneemt hij: » alles, ook de wetenschap .. De tijden kwa- men, waarin zij de fijne tuniek en den purperen mantel omsloeg, de haren omwond met een geurenden krans, en waarin de vroolijke, dartele muze de stoffige studeerkamer omschiep in een kunstenaarsatelier, waar alles tot de ver- beelding spreekt van leven en smaak".
Dit een en ander zou veel verklaring noodig en zeker ook erlangd hebben, wanneer het voor Vosmaer iets anders ware geweest dan oriënteering bij zijn zelfvorming. Ook zijn eigenaardige manier van reizen had dikwerf die strekking. Zijne reizen hebben iets van bedevaarten. In zijn Londinias zegt hij zelf van de Elgin Marbles te Londen : » Pelgrims- doel zijn z' ieder die streeft naar hoogere wijding". Hij vertoeft gaarne waar groote letterkundige of artistieke per- sonen hebben geleefd of vertoefd. Evenmin als hij opzettelijk een stelsel ontvouwt, evenmin behandelt hij in den regel opzettelijk een kunstenaar of auteur; hg doet het veel liever naar aanleiding van iets anders. Hij haalt herinneringen op. Hy is in Hamburg en is vol reminiscentiën van Heine; in Brunswijk, en is onuitputtelijk over Lessing en Bilderdijk; in Cassel, en komt op de voorloopers en tijdgenooten van Rembrandt, die daar zoo goed vertegenwoordigd zijn. Het teekent den man . van gemoed in Vosmaer en het teekent tegelijk zijn talent. Een vel wit papier te nemen, bovenaan den naam van een beroemd persoon te schrijven, en nu een portret te beginnen ten voete uit: het onderstelt een aandurven van ; een zich meten ; bijna een worstelen met den vreemden geest ; een worstelen in den nacht tot de On- bekende ons zijn naam heeft gezegd. Vosmaer vermijdt het. Hij gaat, in het geestelijke, niet vlak voor iemand staan ; liever ernaast; ziet hem van ter zijde aan, neemt hem in profiel. Zulk incidenteel spreken over menschen en dingen geeft natuurlijk aan de bladzijden, waarin het geschiedt, we- der eenigszins het karakter van schetsen, van studiën, die men veelal ook tot eigen oefening maakt. In zijn werk Geëiste
( 12 )
bladen komt Lij naar aauleidiug van Bruuswijk op Bilderüijk. Na bet een en ander over den dichter te hebbeu gezegd , werpt VosMAER zelf de vraag op: » En zijn dichterlyk genie?" Maar om terstond er op te doen volgen : » Het is hier de plaats niet om deze vraag te behandelen". De wending is bij VosMAER niet ongewoon. Reeds vroeger, in de Wande- lingen door de loereld : »Het is hier de plaats niet om na- tuur en kuituur te verzoenen". En elders wordt de plaats voor zulke onderzoekingen evenmin gezocht. Vosmaer be- hoort niet tot de geesten die volstrekt de formule van een persoon of verschijnsel willen vinden, zelfs niet als hij een aizonderlijk geschrift aan iemaud wijdt, zooals aan Max Havelaar of aan Rembrandt. Zelden een beschouwing, die het geheel omvat. Vosmaer heeft blijkbaar niet een opvat- ting van personen of zaken, die hem kwelt, die hem be- nauwt, tot het hem gelukt die opvatting buiten zich te bren- gen, uit te drukken in een beeld. Zulk een manier van voelcQ en van doen zou voor hem iets te forsch, mag ik zeggen? iets te brutaals hebben gehad. Vertellen doet Vos- maer liever dan uiteenzetten ; zijn behandelen der dingen herinnert meer aan dissolving vieivs dan aan plastiek. Hij grypt ons niet vast ; hij voert ons niet met krachtige vuist op een hoogte , om ons zijn panorama te doen zien en ver- der ons den weg zelf te laten zoeken; hij gaat met ons, leidt onze schreden, onderwijst zichzelf en ons. Het zou ons in het geheel niet hinderen of bevreemden als deze gids, terwijl hij ons inlicht, zelf nog eens zijn Baedeker nasloeg. Zijn welverdiende populariteit valt ook hieruit te verklaren. Velen werden uitgelokt door geschriften die bijna allen den titel zouden kunnen voeren dien Vosmaer aan een van zijn geschriften gegeven heeft : Wandelingen door de Wereld. Hem lezende is men uit wandelen, en uit wandelen met iemand van veel kennis, veel gevoel, veel opmerkingsgave, iemand van een getrouw, een levendig, een mededeelzaam geheugen. De methode van Vosmaer is hem vooral te stade gekomen ten aanzien van Rem brandt.
( 13 )
Ik denk aan het standpunt der kunstwetenschap in 18G9. Destijds had nog niemand zich de moeite getroost een kro- nologische lijst van Rembrandts werken op te maken. Vos- MAER is de eerste geweest, die de schilderijen, teekeningen en etsen, voor zoover hij ze kende, naar tijdsorde heeft ge- rangschikt. Juist daardoor heeft hij den ontwikkelingsgang van Rembrandts kunst zoo goed geteekend. De aandachtige lezer is in waarheid de beste beoordeelaar van dit boek, want zulk een lezer gevoelt bij de bestudeering, dat Vosmaer zijn doel bij hem bereikt. Men komt al lezende achter Rem- brandt; men geeft zich door Vosmaers even smaakvolle als nauwkeurige en methodische beschrijving rekenschap van den inhoud van elk kunstwerk, waarin men nu zooveel bespeurt, dat eerst aan eigen aandacht was ontsnapt ; men ziet de wijzigingen in de manier van den schilder ; men woont Rem- BRANDTs vorderen bij ; men leert de moeilijkheden bevroeden die hij altijd beter overwint ; men voelt de oogen opengaan voor zijn oorspronkelijkheid, voor de, om Rembrandts eigen woorden te bezigen, de studieuse vlijt, die hij aan zijne schilderijen besteedt; men is getuige van de merkbare scha- duwen die na 1642 over den geest van den kunstenaar ko- men; men volgt het toenemen van zijn invloed, evenzeer als de sporen van den invloed dien hij zelf bij wijlen heeft ondergaan; men verkeert met zijn leerlingen, zijne bloedver- wanten, zijne tijdgenooten en vrienden. Natuurlijk draagt een afzonderlijk hoofdstuk den titel : Jan Six en Rembrandï. Men is in Rembrandts woning, vernuftig door Vosmaers historische verbeelding weer opgebouwd ; men is tot in Rem- brandts atelier en hoort de discussiën over de theorie der kunst die door Hoogstraten, door Fabritius en anderen wordeu gehouden, discussiën waarop wij nauwlijks hadden durven rekenen. Hoogstraten vraagt: »Welk daer was de grondles en regel van wel te ordineren ? Fabritius antwoordt: de edelste natuurlijkheden te verkiezen en bijeen te schik- ken." — De uitdrukking: » studieuse vlijt" ontleende ik zoo- even aan een der brieven van Rembrandt, die het Vosmaers
( 14 )
verdienste is beter gerangschikt, in een beteren tekst uitge- geven, en op uitstekende wijs als bouwstof gebruikt te hebben ter toelichting van Rembranüts karakter. In bet voorbygaan doe ik opmerken, dat, naar deze Brieven te oordeelen, Rem- BRANDT geenszins van al zijne werken, alle zonder onder- scheid, gewild heeft, dat zij bij gedempt licht wierden gezien. In een brief aan C. Huygens vraagt Rembrandt uitdrukke- lijk, dat zeker schilderij in het volle licht worde gehangen. VosMAER acht zich zelfs gerechtigd te generaliseeren. Van een ander schilderstuk sprekende, zegt Vosmaer : » pour bien voir ce tableau, il faudrait Ie mettre dans une lumière intense, ainsigue Rembrandt Ie recommandait a plusieurs reprises.^^
Zes jaar ouder dan dit hoofdwerk over Rembrandt is Vos- maers geschrift over de voorloopers en de leerjaren van den schilder, het is even als het latere de vrucht van veel ge- duldige, kritische nasporing. In 1877 heeft een nieuwe uit- gaaf »entièrement refondue et augmentée" de beide werken vereenigd. De tijd om de Geschiedenis der Nederlandsche kunst te schrijven was althans in 1863 nog niet gekomen. De lichtgeloovige, oppervlakkige en onvolledige biografen der 17^^^ en IB'^^ eeuw konden niet langer als betrouwbare bron- nen worden aangezien. Archivalische studiën waren onmis- baar, om hunne fabelen te verdrijven en nieuwe bouwstoffen te verzamelen.
Bij deze kritische beweging op het veld der vaderlandsche kunstgeschiedenis heeft Vosmaer zich aangesloten, hetzij als voorganger, hetzij om den arbeid van anderen te ziften en te verwerken. De ontwikkeling der schilderkunst in de zes- tiende eeuw, de strijd tusschen de twee richtingen, de Ita- liaansche en de Nederlandsche ; de werkzaamheden van een Scorel en inzonderheid van Lukas van Leiden ; het nieuwe tijdperk dat na deze Meesters aanvangt ; de nieuwe beginse- len die in de schilderkunst de overhand krijgen, worden met een zorg en methode geteekeud, die medegewerkt hebben om aan de kunstgeschiedenis haren rang onder de wetenschap- pen te verzekeren.
( 15 )
Ik wil vau deze beide werken over Rembrandt, die Vos- MAERS naam ver buiten de grenzen van ons land hebben verbreid, niet afstappeu zonder uit het oudste, dat van 1863, een ziusnede te hebben aangehaald. Na het persoonlijke dat hij aan vrouwelijken invloed ; naast het artistieke dat hij aan de kennismaking met de meesters te -danken had, zal die zinsnede ons bekend maken met het wijsgeerig element in VosMAERS vorming.
Naar aanleiding vau de twee richtingen, de Italiaansche en de vaderlandsche, die destijds om den voorrang streden, schrijft VosMAER: »Je ne décide pas entre Rome et la Hol- lande . . . Nous devons savoir apprécier chaque expression du beau; il n'y a pas de style fixe ni de règle absolue. Les tendances et les préférences des peintres HoUandais n'étaient ni plus ni moins que l'expression de leur ame a eux, dans des formes inhérentes a leur nationalité. . . . L'art, ik houd den vinger vooral bij deze verklaring : l'art ne sera et ne peut être jamais en uu sens concret qu' uue expression iu- dividuelle de la beauté; celle-ci existe absolument, mais nous ne la percevons que par Ie prisme de nos conceptions indi- viduelles'\ Het spreekt van zelf, dat deze verklaring gelegd moet worden naast de vroegere omtrent het individualisme in de kuust. Vereeuigd, zeggen zij, met andere woorden: » conceptions individuelies" op het veld der kunst zooveel men wil, mits dit individuëele niets anders begeere of bewere te zijn dan opvatéing vau iets dat onafhankelijk van onzen geest bestaat, van iets eeuwigs en onveranderlijks. »La beauté existe absolument". Niet wij zijn het die de schoonheid ma- ken, wij vertolken haar slechts. De schoonheid is volstrekt, maar elke poging om haar uit te drukken is betrekkelijk, heeft betrekkelijke waarde.
De platonische leer der ideeën, welker nagalm men hier licht herkent, heeft het hare bijgedragen tot de vorming vau YosMAER. Met deze leer heeft hij zich eerst bekend gemaakt na den akademietijd. Op het Gymnasium had hij Plato nog niet gelezen; te Leiden, waar hij in 1844 op de studie
( 16 )
kwam eu 18 Januari ]851 promoveerde, deed hij snel pro- paedeutisch en beoefende liij, behalve zijn vak, de Rechten, oud-Nederlandsche taal- en letterkunde. Na zyn promotie in den Haag gevestigd, vervaardigde en gaf hij uit zijn Jongensrampen, schetsen met hijscliriften. Twaalf steendruk- platen; een werk dat, ofschoon door Prof. Ten Brink als geestig, als prettig geroemd en op één lijn met de bekende Zoo zijn er van Alexander v. H. gesteld, niet in de eerste plaats doet vermoeden, dat de auteur toen dagelijks met Plato verkeerde. Hij heeft Plato voor het eerst ernstig gelezen tusschen de jaren 1853 en 1856, en wel te Oud-Beierland, waar hij griffier was bij het kantongerecht. Immers in 1856, — hij was toen weer in den Haag teruggekeerd als substituut- griffier van het provinciaal gerechtshof in Zuid-Holland — geeft hij een boek uit, getiteld : Een studie over het Schoone en de Kunst. In dat boek werkt Plato's le^^r der ideeën voor het eerst; in dat boek ontwikkelt hij een esthetische be- schouwing, die, gelijk Prof. Ten Brink zich uitdrukt, een platonisch speculatief karakter draagt.
Bij het boek zelf, afkomstig uit een tijd waarin men reeds blijde mocht zijn esthetische vragen behandeld te zien door een Nederlandsch auteur, heb ik niet stil te staan. De hoofd- zaak voor ons is die platonische kleur, die nu verder aan al zijne esthetische geschriften eigen blijft. Vosmaer heeft sedert altijd het schooce gehuldigd, als iets volstrekts, als idee. Uitdrukkingen als de schoonheid, het schoone, keeren zoo bestendig bij hem weder, dat er wel een wijsgeerige strekking aan moet worden toegeschreven.
Zijne platonisch gekleurde wijsbegeerte van het schoon heelt hij weder nergens opzettelijk ontvouwd en evenmin het verband blootgelegd, dat tusschen de idee van het schoon en de Grieksche kunst aanwezig zal zijn. Naar de aanhaling van zooeven had hij natuurlijk ook in de Grieksche kunst louter een » conception individuelle" van de volstiekte schoon- heid moeten zien. Maar ik meen dat die kunst, voor hem langzamerhand veel meer, dat zij ten slotte voor hem de
( 17 )
eigen openbaring der schoonheidsidee is geworden. Het komt vooral bier op de juiste scbakeering aan, Als men van de volmaaktbeid der Griekscbe kunst een stelling bad willen maken, zal ik niet beweren, dat Vosmaer die stelliug zou bebben onderscbreven. Die volmaaktheid is niet in eigenlijken zin een besluit van zijn verstand, veeleer een lofverbeffing, gevolg dier beminnelijke overschatting die getuigt van het- geen zoo zeldzaam is : innig medegevoel. Ik wil daarom Vosmaer zijn vergoddelijking van de Griekscbe kunst bet liefst laten verkondigen in gebonden taal ; en geef uit dien boofde een korte aanbaling uit zijn bundel Gedichten, Het gaat mij wel eenigszins aan bet bart, een bundel met zoo veel scboous als Neerlands Maagd, Brunhild en Sigurd, Sig- taart Kempa, en bovenal Aqua-forti en Carméla slechts op een enkele bladzijde te openen, maar de tyd dringt : Ziehier mijne aanhaling. Het vers beet : De Grieksche Muse. Na eerst de Oosterscbe kunst in het grootscbe van haar pogen te bebben gekenschetst, gaat Vosmaer voort :
^Maar uoch blonk geen schoon in die zinnenverplettende grootschheid.
't Hemelenspieglend azuur der Aigaiïsclie golven ontstegen,
Rees toen, goden en mensclien en wereld beheerscliende godheid,
't Grieksch ideaal van het schoon, uit het zilverenvonkelend zeeschuim.
Muse van Hellas, heil ! Gij leerdet ons 't eerst te erkennen
't Schoon in verhouding en maat, en dat een zij vorm en gedachte.
Kernig en frisch als natuur, maar edele, nimmer gemeeue,
Adelt g' in alharmonie 't veelzijdige werken des levens.
Muse van Hellas, heil u !'^
In proza beeft bij bet ecbter ook wel gezegd. Inde Spectator van 26 Dec. 1885 bericbt bij, dat de Ajitigone ie Amsierd&m in bet Grieksch ten tooneele werd gebracbt en jubelt bij: » van Amstels gymnasium de victorie, die eenmaal zal moeten komen, als de geesten . . . zicb weder om reiniging zullen wenden tot de eene en eeuwige kunst, die haar volkomen geven kan". Het hooren van griekscbe Godennamen bracht Vosmaer reeds in eenige verrukkiug. Eens, aan den Rijn, ziet bij de wijnbergen bezet met duizenden staken ; een reisgenoot zegt ;
Jaarboek 1889. 2
( 18 )
» Weldra zullen ze bloeien en vruchten dragen, onder den invloed van Helios en Dionysos". Op deze mededeeling laat VosMAKii volgen : » Dit woord deed de snaar barmouisch tril- len bij mij". In oogeublikken van minder opwinding zou bij bet groote bezwaar tegen de vergoddelijking der Griekscbe kunst zelf wel toegegeven bebben. Een kunst, door zoovele eeuwen, door stammen van zoo verscbillenden aanleg en beboeften, onder zoo verschillend staatkundig gesternte be- oefend, wordt daardoor al te zeer als een gelijksoortig geheel beschouwd en behandeld. Ik heb elders, naar aanleiding van VosMAÊRs Inwijding^ dit bezwaar toegelicht, dat in dezen kring geen toelichting behoeft.
Hoe het zij, deze hooge ingenomenheid heeft hem er toe geleid te doen wat in zijn vermogen w^as om zijne landge- nooten met het Griekscbe kunstschoon bekend te maken. Hij heeft het gedaan, eerst langs zijwegen ; bij voorbeeld, door de Schetsen en Studiën over kunst van 1882, een verzame- ling van verspreide opstellen die, wat destijds omtrent eenige hoofdstukken der Griekscbe kunstg^^schiedenis geweten werd, goed samenvatten ; voorts door Nanno^ een Griekscbe idylle van datzelfde jaar, een behagelijke pastiche, in mijn oog, maar die alleen door een ingewijde in de Griekscbe letter- kunde en prosodie kon worden geschreven. Weldra evenwel zou bij den koninklijken weg betreden, en zijn volk bekend maken met hetgeen wij als het beste en het oorspronke- lijkste uit de Helleensche beschaving liefhebben. Daartoe ondernam en voltooide hij den grooten en bewonderenswaar- digen arbeid die in zijne nederlandsche overzetting van Ilias en Odyssee voor ons ligt. Hare filologische waarde bepalen, mag ik natuurlijk niet. Ik zal evenmin onderzoeken of men er wel aan doet, Griekscbe hexameters in het Nederlandsch na te bootsen, en vergenoeg mij met te verwijzen naar VosMAERS verhandeling in de Banier^ Jaarg. 3, Afl. 9, ge- titeld Homeros in Nederland ; een stuk, waarin hij gepoogd heeft de regels vast te stellen, waaraan, volgens hem, Neder- landsche hexameters moeten gehoorzamen. Bij deze bijzon-
( 19 )
derhedeu verbiedt, de tijd stil te staaii. Maar ik laat mij het voorrecht niet rooveD in deze vergadering, en als in uw naam, hulde te brengen aan de vele voortreffelijke eigenschap- pen, vraardoor deze vertaling het verdient door het Nederland- sche volk gewaardeerd te worden als het veelszios doeltreffend middel dat Vosmaee, taalbeheerscher en dikwerf welluidend dichter, heeft aangewend, om, naar inhoud en vorm, naar stemming en toon, Homerus in ruimer kring te doen kennen.
Nu rijst de vraag : die Grieksche kunst, waarvoor hij zoo ijverig propaganda maakte, in welke betrekking moet zij staan met de onze? In zijne verhandeling i^az^sé e?i Helena vraagt hij zelf: Behoort er zoo innige samensmelting van Hellenisme en nieuweren geest plaats te hebben als bij Goethe in Fausfc